George Frideric Handel schreef 42 opera’s, het merendeel ervan als componist bij de Royal Academy of Music in Londen. Die opera’s genieten sinds enige tijd een heropleving, onder meer dankzij het werk van pioniers als Alan Curtis en zijn Il Complesso Barocco. Dankzij die heropleving nemen ook zangers die zich niet uitsluitend in barokmuziek specialiseren, Handels aria’s ter harte. ‘Giulio Cesare in Egitto’, uit 1724 blijft een van Handels bekendste operapartituren en het is uit die opera dat Natalie Dessay hier een verzameling sopraanaria’s presenteert, die toebehoren aan het personage van Julius Caesars tegenspeler Cleopatra.
Het is soms uitkijken met zangers uit het grote repertoire die zich aan barokmuziek wagen (men hoeft maar naar de minder geslaagde Handel-plaat van Rolando Villazon te kijken). Natalie Dessay bewijst zich gelukkig als een zangeres die de virtuoze zangtechiek van Handel moeiteloos aankan en stilistisch erg zuiver zingt. Ze mag haar soepele hoogte demonstreren in aria’s als het ‘Venere Bella’, waarin ze zonder enige moeite nuance maakt op aangehouden noten in haar bovenste register, een techniek even indrukwekkend als melodieus overkomt. Ze toont zich een even goede actrice als zangeres in intieme aria’s als het ‘Piangero la Sorte mia’, die door haar inlevingsvermogen des te gevoeliger overkomen.
Een pluspunt aan deze bloemlezing uit de opera als deze is dat er ruimte overblijft voor alternatieve aria’s, muziekstukken die Händel oorspronkelijk voor sopraan schreef maar uiteindelijk aan de kant legde, om dan later ergens anders te gebruiken. De originele aria en het alternatief werden hier rug aan rug opgenomen zoals in het geval van de aria ‘Per dar Vita’, die de plaats van het uiteindelijk gekozen ‘Sè Pieta’ moest innemen. ‘Per dar Vita’ kwam uiteindelijk bij het personage Sesto in de opera terecht en dit is een zeldzame gelegenheid om hem in een sopraanuitvoering te horen. Beide aria’s konden moeilijk meer van elkaar verschillen, met enerzijds de opgewonden coloraturen in ‘Per dar Vita’ en anderzijds de ingetogen sfeer van het met negen minuten uitzonderlijk lange ‘Sè Pieta’. Hetzelfde procedé is aan het werk bij de aria ‘Troppo Crudeli Siete’, die uiteindelijk vervangen werd door ‘Piangero la Sorte mia’ maar waarvan de muziek zijn weg vond naar ‘Tamerlano’ en die hier dus op zijn oorspronkelijke plaats hersteld wordt. Voor de slotscene van de opera, een terzet, werd beroep gedaan op twee extra zangers. Alt Sonia Prina en countertenor Stephen Wallace zijn ervaren Handeluitvoerders die de rollen van Giulio Cesare en Nireno vertolken in een van de zeldzame ensemblescenes uit de opera.
Le Concert d’Astrée zorgt voor wat afwisseling door de drie zuiver instrumentale nummers uit ‘Giulio Cesare’ op te nemen. De ouverture is een typerende Händel-ouverture met een langzame inleiding gevolgd door een snelle fuga. Van de twee overige instrumentale tussenspelen is de ‘Sinfonia’ net voor de laatste scène het indrukwekkendst, met zijn vier hoorns die de keizerlijke pracht van Caesars gevolg uitbeelden. De korte ‘Sinfonia Bellica’ voor de derde akte vormt een kort en virtuoos paradepaardje voor strijkers en hobo’s.
Deze “Giulio Cesare Light” is een bijzonder genietbare plaat geworden, die Händels meer dan twee uur lange opera comprimeert in enkele hoogtepunten voor sopraan. Natalie Dessay beschikt over de kleine, wendbare stem die deze muziek haar verfijnde karakter laat behouden terwijl haar interpretatie genoeg allure geniet om Händels aria’s een dramatische spankracht te verlenen. Hoewel de meesterlijke Händeluitvoeringen van bijvoorbeeld Il Complesso Barocco moeilijk overtroffen kunnen worden, brengt Le Concert d’Astrée het er erg goed van af, met smaakvolle, capabele uitvoeringen van een opera die vandaag de dag tot een van de populairste barokopera’s gerekend mag worden.