Na veel wikken en wegen heeft de Hongaarse dirigent Ivan Fischer zich, met zijn eigen orkest, het Budapest Festival Orchestra, aan Mahler opnames gewaagd. Zoals de luisteraar kon verwachten, is het een opname van de bovenste plank geworden, die gerust meekan met cd's van gerenommeerde orkesten.
Mahler schreef zijn Zesde Symfonie tussen 1902 en 1904, tijdens een van de meest voorspoedige periodes van zijn leven. Als dirigent van de Weense hofopera stond hij op het hoogtepunt van zijn roem, zijn eerste kinderen werden geboren, en Mahlers werk beleefde zijn eerste publieke successen. Desondanks ademt de zesde symfonie een afwisselend dreigende en strijdvaardige sfeer uit, die het werk nadien de titel 'Tragische' meegaf. Dit tragische gevoel loopt doorheen bijna de hele symfonie, niet in de laatste plaats in het monumentale laatste deel, waar Mahler het noodlot, de dood als het ware, uitbeeldt door twee zware mokerslagen in het slagwerk.
De kracht van deze opname zit niet meteen in orkestraal effectenspel of in extreem luide tutti's. In plaats daarvan toont Fischer de luisteraar uiterst genuanceerde zachte passages. Die worden mooi gearticuleerd en gefraseerd, met gevoel in alle stemmen, ook de begeleidende Het zijn dan ook vooral de fijne, rustige gedeeltes van deze symfonie die bijzonder charmeren, met hun onmiskenbaar geraffineerde, Weense klank. Dat is zeker het geval in het trio van het derde deel. (Fischer volgt hier bepaalde uitvoeringen die het scherzo na het trage deel plaatsen, dus de twee middendelen omwisselen. Deze balansverandering komt van Mahler zelf, die hem invoerde net voor de eerste uitvoering van het werk.) Een kleine frasering in een begeleidingsmotiefje, dat met wat extra gevoel gespeeld wordt, doet hier soms meer dan een goede solist alleen zou kunnen doen. Het valt ook op hoe goed blazers onderling of met de strijkers mengen. Vaak voegen (solo)blazers niet meer dan een tintje kleur toe aan een strijkersectie. De grote kwaliteit van dit orkest bevindt zich ook in kleine hoekjes. Zo kan de luisteraar bij elke beluistering steeds opnieuw kleine details ontdekken. Vaak is het niet meer dan een tegenstem in de fagotten of een melodielijn in de strijkers die de aandacht trekt, maar het houdt een beluistering blijvend interessant, en onderscheidt deze opname van andere opnames.
Fischer houdt orkestrale effecten goed onder controle: de koperblazers, die bij Fischers vorige Tchaikovski opname flink door mochten scheuren, domineren hier nergens echt het orkest, hoe virtuoos zij ook spelen. Ook glissandi in de hoorns, of snijdende trompetten moeten het allemaal en trapje minder luid doen. Dit zorgt voor een grote verfijning in de opnamekwaliteit.
Fischer levert met deze Zesde Symfonie van Mahler een verzorgde, fijne opname af. Wat een stevige, zware Mahler kan worden, verandert onder Fischers directie in een heel subtiele, charmerende symfonie, waar de kracht minder in het overweldigende zit, maar meer in de melodische rijkdom.
Meer over Gustav Mahler
Verder bij Kwadratuur
Interessante links