De geschiedenis herhaalt zich. Dat idee moet de afgelopen eeuwen behoorlijk vaak in België rondgewaard hebben wanneer nog maar eens een andere mogendheid gewapenderhand op visite kwam. Ook Georgië heeft een woelig verhaal dat, zo tonen recente ontwikkelingen met Georgiërs, Russen en Zuid-Ossetiërs in de hoofdrol, nog lang niet teneinde is. De muziek van de in Antwerpen wonende Georgiër Giya Kancheli is duidelijk getekend door die erfenis.
'Amao Omi', wat Georgisch is voor 'zinloze oorlog', is een werk voor koor en saxofoonkwartet. Het grootste deel van dit klein half uur durend werk tovert het Nederlands Kamerkoor heel ingetogen de indringendste kleuren bij elkaar. Het Raschèr Saxofoonkwartet voegt daar geregeld een eigen tint aan toe en schuifelt af en toe met een heel fijne toon op de voorgrond. Zelfs de prachtige lyriek van de saxofoons kan echter niet verhullen dat er iets ergs aan de hand is. Het desolate klankveld doet denken aan kapotgeschoten slagvelden en uitzichtloze vluchtelingenstromen. Kortstondige vlagen van oorlogsgeweld vliegen over en verdwijnen onmiddellijk weer in het niets. De stevig aangezette intervallen van het koor met daaronder het continue gewroet van de saxofoons brengen dit geweld krachtig, maar doen te veel aan al te gekende filmmuziek denken om echt te overweldigen.
In het Engelse Imber oefenden de geallieerde legers tijdens de tweede wereldoorlog op stadsguerrilla. Zowel de kapotgeschoten huizen als het ontbreken van inwoners zijn daar een gevolg van en zo is het duidelijk waarom Kancheli dit stadje als symbool gebruikt. In 'Little Imber', voor stem, koor, kinderkoor en ensemble, zijn de instrumenten veel prominenter aanwezig. Dit zorgt in de eerste plaats voor wat meer afwisseling. Instrumentale passages, begeleidde solozang, gemengde en koorpassages wisselen elkaar af. De vooral harmonische benadering uit 'Amao Omi' blijft maar deels behouden en maakt geregeld plaats voor melodieuzere passages. Door het uitgebreidere en meer heterogene ensemble is de klank minder compact. Vooral hobo en klavecimbel camoufleren zich moeilijk tussen de andere muzikanten en zangers. De sfeer blijft echter onveranderd droef en ingetogen en de heterogeniteit maakt dat de kleuren rijker zijn.
Een vrolijke plaat is het zeker niet, maar wie niet bang is van een zachte, indringende weerspiegeling van menselijke wreedheden kan er zich toch aan wagen.
Meer over Giya Kancheli
Verder bij Kwadratuur
Interessante links