Een van Verdi's belangrijkste werken in misschien wel het belangrijkste Britse operahuis (The Royal Opera House) vraagt om een cast met enkele belangrijke namen, dat is je reinste boerenlogica. Wie de rolverdeling binnen deze productie bekijkt, krijgt dan ook meteen vier operagiganten voorgeschoteld. De eerste is Renée Fleming, die in deze 'La Traviata' de courtisane Violetta zingt en speelt, de hoofdrol kortom. Joseph Calleja, recent nog in de media met een opname bij gigant Decca onder de titel 'The Maltese Tenor', kruipt in de huid van de hopeloos verliefde Alfredo, terwijl meesterbariton Thomas Hampson de bezorgde vader Giorgio Germont vertolkt. De dirigent waaraan dit winnende team gehoorzaamd, is tot slot niemand minder dan Antonio Pappano, groot geworden als operadirigent, maar inmiddels ook volwaardig chef van een eigen orkest in Rome, waarmee hij symfonisch repertoire exploreert. Het is te begrijpen dat een dergelijke groep sterren niet zomaar intekent op een veeleisende of gewaagde regie. Zoals men ook vaak in producties van de New Yorkse Metropolitan ziet, worden grote sterren al te dikwijls in historische settings geplaatst. Risico's worden kortom vermeden en dat is ook hier het geval: de mooie, maar weinig spannende invulling van Richard Eyre tempert een deel van de extase.
'La Traviata' was bij zijn verschijnen een flop, maar werd later een heuse publiekslieveling. De prachtige partituur, waarin Verdi van de ene prachtige aria naar de volgende hopt, is inderdaad heel dankbaar voor een breed publiek. In deze productie worden de grote aria's inderdaad telkens met applaus afgesloten, hetgeen muzikaal zeker wordt uitgelokt. De regie speelt hier echter niet op in en streeft naar continuïteit, hetgeen Pappano met vloeiende hand kracht bijzet. Hij overdrijft niet, want de partituur is op zich al weinig subtiel, en streeft juist naar een orkestrale lichtheid die ruimte wil creëren voor de grote sterren. Het Orchestra of the Royal Opera House toont bovenal zijn genie in de meer melancholische stukken, waarin Pappano het publiek in die mate betovert dat het even stil blijft. Ook het Royal Opera Chorus zingt zichzelf niet in de kijker, maar bouwt gewoon mee aan het totaalspektakel met oerdegelijke koorpartijen.
Dat de ongeveer vijftig jaar oude Renée Fleming de rol van het jonge tortelduifje Violetta moest vertolken, riep overigens bepaalde vraagtekens op bij de première in Londen. Vocaal kan Fleming de rol echter de baas en haar verschijning is geloofwaardig jong. Alleen geeft ze het personage een zekere uitstraling en waardigheid mee die niet helemaal strookt met de timide karakteristieken van het personage. In het slotdeel, wanneer de zieke Violetta de komst van Alfredo en zijn vader afwacht, veegt Fleming de twijfels echter definitief van tafel: als gebroken vrouw schittert de Amerikaanse ten volle. Als Maltees heeft Joseph Calleja dan weer minder problemen met het prononceren van de Italiaanse tekst, en zijn imposante figuur zet zijn bezorgde vertolking van Alfredo absoluut kracht bij. Thomas Hampson koppelt dan weer een vocale perfectie (die Fleming niet altijd haalt) aan geloofwaardige, niet te grote gebaren als acteur, waardoor hij het meest de indruk wekt een echt mens te zijn. De overige rollen zijn kleiner en worden met enthousiasme ingevuld, iets waar de gezwinde regie van Eyre onmiskenbaar baat bij heeft.
Als een echt minpunt hoeft men de enscenering van Eyre overigens niet te zien. Hij heeft duidelijk kaas gegeten van hoe een regisseur massascènes interessant kan houden en in de duetten legt Eyre vooral de klemtoon op de acteurs en hun muzikale prestaties. Waar de muziek onder Pappano in functie staat van de zangers, doen ook de decors hun werk om het de vertolkers wat eenvoudiger te maken. Grote regisseursingrepen blijven dus achterwege, hoewel Eyre niet nalaat scènes met koor choreografisch uit te werken. Het muzikale evenwicht tussen duetten, solo-aria's en samenzang zet Eyre dus verder in zijn conventionele regie, die weigert alle registers open te trekken. Die bescheidenheid, die de tragiek uiteindelijk duidelijk in het daglicht plaatst, kan men net zo goed als een troef zien, ondanks de visuele voorspelbaarheid die ze tot gevolg heeft.
Puur muzikaal is Fleming soms iets aan de zware kant, maar haar Violetta wil dan ook bovenal als een mature vrouw overkomen. Verder betreft het hier een piekfijne productie, waarin men de internationale wereldtop aan het werk ziet. Genieten...