Dit plaatje is een eerbetoon aan de Venetiaanse muziek van de late zestiende eeuw en veel specifieker aan de grootste van de Venetiaanse componisten: Giovanni Gabrieli. De muziek op deze plaat is een zetting van de (van de officiële katholieke ritus nogal afwijkende) Latijnse tekst voor het feest van de heilige drievuldigheid. In het zestiende-eeuwse Venetië nam deze feestdag een belangrijke plaats in op de liturgische kalender, dus werden kosten nog moeite gespaard om deze feestdag muzikaal in te kleden. Om de pracht en praal van de San Marco basiliek te evenaren maakte Gabrieli gebruik van een voor die tijd erg groot ensemble van strijkers, cornetten en trombones, met waar nodig zestienstemmig koor.
Het Choeur de Chambre de Namur zet een slanke lezing van deze muziek neer, die bij dit kamerkoor erg verzorgd en zuiver klinkt. De soli uit het koor zijn precies wat men ervan kan verwachten: verzorgde, afgeronde en eerder bescheiden koorstemmen, die Gabrieli's muziek met gepast gevoel voor piëteit brengen maar misschien wat karakter missen. De instrumentale canzona's, met hun prominente partijen voor cornetten en trombones, zijn een absolute aanrader. In plaats van een sacrale lezing van Gabrieli's muziek met trage tempi en veel plechtstatigheid, wordt op deze cd een opgewekt tempo in de muziek gehouden. Zo krijgt elke partij afzonderlijk iets virtuoos en heeft de luisteraar het gevoel dat Gabrieli's muziek echt leeft en niet zomaar van onder het stof vandaan werd gehaald. Met baspartijen die niets aan behendigheid moeten inleveren en indrukwekkende, virtuoze hoge stemmen die vol staan met versieringen krijgen composities als het 'Canzon Decimasettima a 12' een briljante glans. Enkel wat jammer dat het ruimtelijke effect dat Gabrieli met zijn verschillende koren probeert te bereiken, op cd weinig effect teweegbrengt.
Het instrument waarop de orgeltoccata's gespeeld wordt bezit een bijzonder zachte, warme klank die prachtig mengt met de blazers en Gabrieli's trage polyfonie heel doorzichtig en overzichtelijk houdt. Geen grootsheid in de orgelpassages hier want het instrument blijft steeds bescheiden klinken, maar klaarte in melodie en harmonie. In tutti passages zoals het 'Dulcis Jesu patris imago' verdwijnt zelfs het basregister van het orgel bijna volledig onder de koor- en orkestleden.
Toch een bewonderenswaardige prestatie die Gabrieli's polyfone muziek alle eer aandoet met een verzorgde uitvoering, die levendig blijft klinken zonder dat het sacrale karakter van de muziek uit het oog wordt verloren.
Meer over Giovanni Gabrieli
Verder bij Kwadratuur