Matilde di Shabran schreef Rossini voor het carnaval van Rome in 1821. Na enkele (toen gebruikelijke) vertragingen kon het werk toch in première gaan tegen het einde van het seizoen. Onder andere naamproblemen zorgden voor uitstel; Rossini had een opera die 'Matilde' getiteld was, aangekondigd. Hij veranderde vervolgens van libretto en nam een verhaal waarin de vrouwelijke hoofdrol 'Isabella di Shabran' heette. Deze doopte hij dan maar om tot 'Matilde di Shabran . Het verhaal is klassiek: Corradino, een stereotiepe tiran, wil niets van vrouwen weten tot hij zelf verliefd wordt en als het ware zelf 'getiranniseerd' wordt door deze liefde.
Rossini componeerde dit werk toen hij 28 was en had er de 'Il Barbiere di Siviglia' en 'La Cenerentola' al opzitten. De muziek hier scheelt qua stijl niets met deze twee vorige werken, maar de melodieën zijn iets minder origineel. Hij blijft ook met coloraturen aankomen, wat na een tijdje tot een saturatie leidt en de luisteraar wat meer naar rust doet verlangen. Typisch zijn de motiefjes in de vioolpartij die de zangstem vaak imiteren. De houtblazers worden gebruikt voor hun kleureffect en kopers en slagwerk zorgen dan weer voor de feestelijk noot. Maar Rossini zou Rossini niet zijn als hij niet voor verrassingen zou zorgen. Zo is er bijvoorbeeld het prachtige septet in de finale van de eerste acte, 'Oh come mai quest'anima', waar alles heel intiem klinkt en sereen, terwijl Corradino op dat moment denkt dat Matilde hem verraden heeft en iedereen hierover zijn of haar gedacht uit. Een plek waar je vuurwerk zou verwachten vult Rossini met ingetogen muziek, waarbij de zeven zangers a cappella zingen, iets wat de intimiteit nog vergroot. Wel zijn er veel recitatieven met pianoforte, die op zich wel goed gebracht worden, maar hier ontbreekt duidelijk het visuele aspect van de opera om het komische van de situatie helemaal te vatten.
De cd-doos plooit open als een ontluikende roos: de kwaliteitsverwachting van deze opname wordt er alleen maar door versterkt. Helaas zet de eerste cd een minder goede toon. Deze minder bekende opera van de meestercomponist in het opera buffa-genre kon wat meer inleving en affiniteit gebruiken. Annick Massis, die Matilde vertolkt, klinkt op de eerste cd wat vlak en goedkoop, hoewel ze zich vanaf de tweede plaat ontpopt tot een sterke Rossiniaanse coloratuursopraan: zuiver en licht. Juan Diego Flórez kreeg met Corradino wereldfaam in 2004, maar soms zou men zich kunnen afvragen waarom. Want ondanks een ongelooflijk mooie, warme laagte klinkt zijn hoger register tot het schreeuwerige toe. Het vermelden waard zijn zeker Bruno de Simone (Isidoro) en Marco Vinco (Aliprando), die hun bufforollen erg ter harte nemen en heel komisch klinken. Chiara Chialli, als Contessa d'Arco, bezit een warme altstem met een mooie, ronde kleur. Bij alle zangers is de dictie onberispelijk: elk woord is perfect verstaanbaar. Het Orquesta Sinfónica de Galicia begeleidt heel dynamisch en blijft mooi onder de zangers, zelfs in tuttipassages. In de snellere delen valt de sterke vioolsectie op, die uiterst precies samenspeelt.
Het is leuke Rossinimuziek, alleen had de uitvoering iets bijzonders mogen zijn. Na de eerste cd lijken de zangers zich meer te amuseren en klinkt alles plots heel anders. Alleen spijtig voor de middelmatige eerste plaat.
Meer over Gioacchino Rossini
Verder bij Kwadratuur
Interessante links