Ondanks een doorgedreven virtuositeit en een serie van perfect uitgekiende interpretaties, zijn celliste Jelena Očić en pianist Federico Lovato niet bepaald klinkende namen in het huidige landschap van de klassieke muziek. Dat heeft niets met hun talent te maken, dat overduidelijk aanwezig is, maar wel met het feit dat ze er bewust voor kiezen om hedendaagse muziek op het programma te zetten. Op deze cd kiezen Očić en Lovato dan ook voor een programma moderne muziek van drie componisten die vooral na de Tweede Wereldoorlog naam en faam verworven hebben.
Het duo Očić-Lovato opent met een bijzonder krachtige uitvoering van 'Two Songs of Shulamith', een van de meest gekende composities van Anatolijus Senderovas. Senderovas, van Litouwse origine, zou tot de allerbeste componisten van de Baltische Staten behoren en werd in het verleden reeds vergeleken met illustere grootheden zoals Arvo Pärt. Zijn 'Two Songs of Shulamith' zijn gebaseerd op de 'Song of Songs' uit het Oude Testament, en betrachten de cello en de piano te laten versmelten tot één unieke stem. Hierbij wendt de componist de piano vaak aan als percussief instrument (waar in het tweede deel zelfs een "prepared piano" aan te pas komt) en hij geeft de cello, als contrast, prachtige melodische lijnen mee. Senderovas gebruikt ook duidelijk Oost-Europese folklore in zijn muziek, hetgeen de 'Two Songs of Shulamith' een extra mysterieus tintje meegeeft. Očić interpreteert haar partij bijzonder zuiver en intens, zonder de emoties uit te vergroten. De ontroerende harmonie, die schippert tussen tonaliteit en atonaliteit, vereist een secure interpretatie (vooral in de hoge registers van de cello), maar Očić houdt zich moeiteloos staande. Ook Lovato voelt zijn partij perfect aan en wisselt zijn ritmische getokkel feilloos af met subtiele, suggestieve begeleiding. De beklemming die vanaf de eerste noten opstijgt, laat de luisteraar dan ook het hele stuk door niet meer los.
Kabalevsky's sonate voor cello en piano behoort tot één van zijn meest diepgaande werken voor kamermuziek, aldus Očić. Het kort daarvoor gecomponeerde celloconcerto bewees reeds dat Kabalevsky een diepe affiniteit had met het instrument, een liefde die met deze sonate misschien wel haar culminatiepunt bereikt. Kabalevsky wisselt neoromantische melodieën (in het eerste deel bijvoorbeeld) af met half atonale passages, wat de coherentie van zijn sonate ietwat doet wankelen. Kabalevsky's spel met kleuren en ideeën is echter bijzonder aandoenlijk: soms hartverscheurend, dan weer vol humor en nog een andere keer van een haast transcendente verstilling. Očić speelt bovendien weer prachtig haar troeven uit. Haar zoete, gepijnigde fluistertoon in het tweede deel van de sonate (en hoe ze die laat openbloeien naar het majestueuze thema) is bijvoorbeeld van een onaardse schoonheid. Het derde deel is expressionistischer van opzet, zonder daarbij in een waterval van noten te vervallen. Bij Očić en Lovato krijgen zelfs de stiltes een bepaald gewicht, en dat pleit alleen maar voor de kracht van hun uitvoering.
Tot slot zijn er nog twee stukken van Alberto Ginastera, leerling van onder meer Aaron Copland. Zijn sonate opus 49 noemt hij zelf een neo-expressionistisch werk, een compositie waarin Očić en Lovato het geflirt met de atonaliteit van Kabalevsky verder exploreren. In het eerste deel vormen zich flarden van ideeën, die een mysterieuze verzameling afzonderlijke klankgedichten vormen. Het tweede deel begint met twee grote cadenza's voor cello en piano, waarna deze samen verweven tot een immens breekbaar slot. Deel drie en vier bekogelen de luisteraar vervolgens met duivelse beelden. Ginastera flirt met de fysieke beperkingen van de cello, zoals het een waar expressionist betaamt, maar de afwisseling tussen frivole passages en obscuur geweld is iets te vrijpostig. Hoewel Očić in het laatste deel nog een prachtige melodie laat horen in de hoge registers, hangt het werk te weinig aan elkaar om een eenduidige indruk na te laten.
Het zoete toemaatje, een transcriptie van Ginastera's lied 'Song of the Tree of Forgetfulness', laat een charmantere Ginastera horen met roots in zijn Argentijnse geboortegrond. Očić interpreteert alweer met precies de juiste mengeling van ingetogenheid en expressie, terwijl Lovato als een perpetuum mobile vanuit de achtergrond weerklinkt, zodat de luisteraar gemakkelijk meegaat in de trance.
Zo eindigt het album precies zoals het begon: met een ode aan de ongenaakbare melodie en de menselijke klank van de cello. Wat zich daartussenin bevindt, is van een zwaarder kaliber, hoewel Očić en Lovato zodanig natuurlijk uitvoeren dat de complexe muziek bijzonder aannemelijk gaat klinken. Het duo lijkt de partituur ter plekke heruit te vinden, hetgeen deze cd een verbluffende naturel meegeeft. Očić en Lovato bewijzen met deze bundeling moderne muziek dat hun roeping inderdaad bij de nieuwe lichting muziek ligt en dat deze niet per definitie onbegrijpelijk hoeft te zijn. Een bijzonder opname, in elk opzicht...
Meer over Ginastera, Kabalevsky, Senderovas
Verder bij Kwadratuur
Interessante links