Op 5 september 2011 moest de operawereld wederom een groot verlies verteren. De Italiaanse tenor Salvatore Licitra liet toen het leven na een fataal auto-ongeluk, vermoedelijk nog niet eens aan het hoogtepunt van zijn roem gekomen. Zijn internationale doorbraak dateerde van mei 2002, toen hij niemand minder dan Luciano Pavarotti moest vervangen wegens ziekte met een hoofdrol in Puccini's 'Tosca'. De pers noemde Licitra vanaf toen "de nieuwe Pavarotti" en de zanger zou in zijn verdere carrière altijd blijven schitteren in de virtuoze zangpartijen van Puccini. Zo had het Franse dvd-label BelAir Classiques kort na Licitra's overlijden al een release gepland van de orgiastische opera 'Turandot', opgenomen een jaar eerder in de reusachtige Arenda di Verona. Het betreft Puccini's laatste opera en het is een opmerkelijk filmische partituur, waarmee de componist schijnbaar ook een lekenpubliek wilde aanspreken. De harmonisatie van het Oosterse element – het verhaal speelt zich af in Azië – gebeurt op zeer voor de hand liggende wijze en verhaaltechnisch houdt Puccini de vaart hoog. 'Turandot' is kortom geen opera waarin gemiddeld drie aria's aan een gevoelsuitdrukking worden besteed, maar eerder het tegendeel: in korte, maar zeer indringend vormgegeven melodieën kan Puccini werkelijk het Grote Gevoel onderbrengen. De twee meest gekende aria's uit deze opera, met name 'In questa reggia' en 'Nessun dorma', illustreren echter ook de zwakte van Puccini als componist: de integriteit is totaal zoek en het nagestreefde effect is van een dusdanige doorzichtige monumentaliteit, dat oprechte emotionaliteit amper een kans krijgt.
Regisseur Paolo Facincani heeft dat met zijn regie nog extra in de verf gezet. Deze enscenering is een regelrechte monsterproductie met enorm veel figuranten en een duur ogende, volledig nagebouwde Chinese stad op de achtergrond. Het voorste deel van de scène bestaat uit meerdere lagen, die dikwijls volstromen met volk. De grote koormassa plaatst Facincani dus letterlijk op scène, als een log gedrocht. Gelukkig doet de regie ook werkelijk iets met de vele figuranten: ze drukken veel gevoel uit en zingen goed, maar de attributen waarmee ze rondlopen zijn al te vaak nogal fantasieloos ingevuld. Hetzelfde geldt voor het hele decor en tevens de kostuums: er wordt een pseudo-historische sfeer nagestreefd met veel uiterlijk vertoon, wat esthetische ontroering in de weg staat. Voor jonge kinderen of onervaren schouwburghangers is het anti-snobistische allicht mooi meegenomen, maar wie subtiel wil beroerd worden door muziek en beeld, krijgt hier alles te nadrukkelijk door de strot geramd.
De zangers zijn gelukkig van uitstekende makelij. Salvatore Licitra schittert in de mannelijke hoofdrol Calaf, hoewel hij te zelfgenoegzaam zijn lijden vertolkt. Het muzikale zwaartepunt van de rol, met name de geïnverteerde smart van 'Nessum dorma', wordt in Licitra's handen gretig verbeuzeld tot entertainment van de bovenste plank. De zanger vraagt letterlijk om een applaus en herneemt de aria doodserieus nog een keer, wat totaal breekt met het lineaire, erg plotgedreven denken van Puccini als componist. Maria Guleghina is dan weer een forse, bedreigende Turandot, die net als Licitra vocaal verbluft. De overige rollen zijn even sterk ingevuld, telkens door zangers die het Italiaanse romantische idioom schitterend opblazen, zonder zich belachelijk te voelen. Het Orchestra dell'Arena di Verona is weliswaar geen toporkest, maar in de breed uitgesmeerde symfonische passages valt dat nauwelijks op. Haar klank is gezwollen en tactloos, maar dat past bij de partituur. Solistische passages doen de musici echter onherroepelijk door de mand vallen en hier en daar is het op de tanden bijten door een schrijnend gebrek aan juiste intonatie. Dirigend Giuliano Carella neemt zijn orkest echter op sleeptouw en loodst het vlot doorheen de partituur. Ook dankzij hem krijgt de toeschouwer het gevoel dat de twee uur opera in een mum van tijd voorbij vliegt.
Het gevoel bij deze 'Turandot' is dus gematigd. De zangers werken enthousiasmerend, en dat is nog steeds het belangrijkste. Visueel wordt alles zonder fantasie getoond, maar het geheel ziet er nog steeds spectaculair uit. Inhoudelijk bevestigen zangers en regisseur echter de grote Puccini-clichés, die een ware aanfluiting zijn voor de goede smaak. Salvatore Licitra kan dus beter herdacht worden dan met een schijfje als 'Turandot', hoewel anderzijds zowel de stem van de tenor als zijn genereuze karakter naar het grote publiek toe hier opvallen. Hoe dan ook, de eeuwige slapers maakt men niet meer wakker. De ironie van het "nessum dorma"?