Alan Curtis volgt met zijn Il Complesso Barocco en deze 'Tolomeo' eerdere Händel-opnames op van onder andere 'Rodelinda' en 'Floridante'. Deze 'Tolomeo' werd in 1728 geschreven voor de 'Royal Academy of Music', een op Italiaanse opera geënt gezelschap in Londen. De 'Academy' kampte echter met financiële problemen; Italiaanse opera seria, met zijn ingewikkelde plotwendingen, rigide structuur, lange da capo aria's en uitgebreide toneeltechnische eisen, sloeg minder aan bij het Londense publiek dan gehoopt en tot overmaat van ramp verdeelden vetes tussen Händels sterzangers het publiek in twee rivaliserende kampen. 'Tolomeo' was een poging om de stereotype opera seria aan te passen aan de smaak van Händels publiek.
En zo komt het dat aria's over het algemeen veel minder lang zijn dan in eerdere opera's, dat Händel bewust zijn personages beperkt tot vijf (waarvan slechts drie hoofdrolspelers: Tolomeo of Ptolemaeus, koning van Egypte in de eerste eeuw voor Christus, zijn geliefde Seleuce en de jaloerse Elisa) en veel overbodige plotwendingen overboord gooit: alle handelingen gaan min of meer op dezelfde plaats door zodat een soort van eenheid van tijd en plaats in de stijl van Griekse tragedies wordt gevormd. Het verhaal zelf is echter een klassiek voorbeeld van Italiaanse barokke opera en gaat over Ptolemaeus die van de troon gestoten wordt en als herder verkleed naar Cyprus vlucht. Zijn vrouw Seleuce volgt hem, eveneens verkleed en beide geliefden vinden elkaar terug, na heel wat intriges rond de Cypriotische koning Araspe, waarna Ptolemaeus in ere hersteld wordt. Händel kapitaliseert op het acteertalent van zijn zangers en deze 'Tolomeo' bevat dan ook enkele prachtige gevoelige trage aria's. Het liefdesduet 'Se il cor ti perde' tussen Tolomeo en Seleuce behoort dan ook tot het mooiste van wat Händel ooit schreef.
De ouverture geeft meteen een duidelijk beeld van de levendige manier waarop Il Complesso Barocco deze muziek aanpakt. Met een statige maar niet slepende introductie en een snelle sectie die zo uit de 'Watermusic' had kunnen komen – met jachtmotieven in de hoorns – wordt de luisteraar meegesleept in het verhaal. Het slotkoor, met vol orkest en de vijf zangers samen klinkt passend opgewekt. De interpretatie gaat een zekere mate van theatraliteit niet uit de weg, zoals in het dramatische recitatief 'Che più si tarda omai'. De cast zingt en speelt uitstekend met erg overtuigende en gevoelige hoofdrollen. Sopraan Karina Gauvin (Seleuce) kan een heel intieme noot aanslaan met haar rijke en heldere stem. Snelle aria's en passages voert zij vlot en behendig uit zonder in maniërismen te vervallen, met fraseringen die verzorgd zijn maar niet opvallend. De trage aria's geven blijk van veel introspectie, altijd welkom in enigszins formele opera seria. Ann Hallenberg zingt met overtuiging als Tolomeo. Haar brede laagte is een plezier om naar te luisteren maar ze durft wel eens te duwen op enkele hogere passages. Haar uitgesproken articulatie van de tekst en haarzuivere ritmiek op snelle passages leiden tot een erg doorleefde uitvoering, die haar hoogtepunt vindt in de scène waarin Tolomeo zogenaamd vergif drinkt (in werkelijkheid is het een slaapdrank) en het leven uit zijn lijf voelt wegstromen. Ze mengt bovendien erg goed met Gauvin, wat tot enkele erg mooie liefdesduetten leidt zoals 'Tutta contenta or gode'. Anna Bonitatibus (Elisa) beheerst zowel trage passages met een zuivere en warme stem als snelle coloratuurgedeeltes, die erg accuraat gebracht worden.
Deze 'Tolomeo' is een pracht van een opera, een van de meest verstaanbare en toegankelijke uit Händels oeuvre. En in tegenstelling tot de recente 'Floridante' die Curtis opnam, behoudt deze 'Tolomeo' uit deze uitvoering al haar frisheid en meeslependheid.
Meer over Georg Friedrich Händel
Verder bij Kwadratuur
Interessante links