Bookmakers durven er waarschijnlijk geen geld om verwedden welke de volgende Virgin Classics-opname van de Estse dirigent Paavo Järvi zal worden. Bij dat label verscheen nog maar pas een interpretatie van Brahms' 'Ein deutsches Requiem' en heel recent kwam Järvi op de proppen met het 'Requiem' van Fauré. Met Mozart zou Järvi gemakkelijk een driepunter kunnen scoren, hoewel hij zich meer verdienstelijk heeft gemaakt in ander repertoire dan de doodsmissen. Voordeel is dat hij door het contract met Virgin Classics goede orkesten en solisten kan aantrekken, maar dat maakt hem uiteraard nog geen magiër die de requiem-formule perfect kan brengen. In handen van Järvi klinken de religieuze teksten immers als profane en weliswaar melancholische gedichten, die opvallend weinig teneergedrukt worden door de Christelijke traditie. Daardoor staan Järvi's uitvoeringen misschien dichter bij de areligieuze tijden van vandaag de dag, maar onmiskenbaar laat de dirigent een piëteitsdimensie verloren gaan waar die conversatieve luisteraars juist expliciet naar op zoek gaan. De zwaarte klinkt door in de uitstekende bassen en in de sublieme kopers binnen het 'Agnus Dei et Lux Aeterna', waar Järvi duidelijk extra aandacht aan besteedde, maar toch ontbreekt over het geheel de grote louterende kracht die bijvoorbeeld wel van Herreweghe's magistrale uitvoering van dit werk afstraalde.
Bovendien maakte Järvi de wat ongelukkige keuze om Philippe Jaroussky, contra-tenor van wereldformaat, de sopraanaria 'Pie Jesu' te laten zingen. Het effect is aanvankelijk verwarrend en na meerdere keren luisteren valt het deel nog steeds niet in de plooi. Jaroussky's stem lijkt wat teveel naar de grens geduwd te worden in deze hoge regionen en er gaat te weinig dwingende emotie van uit. Bariton Matthias Goerne heeft dat probleem niet en zijn twee bijdrages, namelijk een zacht 'Offertorium' en het etherische 'Libera Me', werken wel perfect. Wie echter de ideale versie van het Fauré-requiem zoekt, heeft betere alternatieven, ondanks de uitstekende geluidskwaliteit bij Virgin Classics. Wel verdient deze opname aanbeveling voor mensen die wat minder gekende koorwerken van de Franse componist willen ontdekken. In het op jeugdige leeftijd gecomponeerde 'Cantique de Jean Racine, opus 11' (opus 1 tot en met 10 hield Fauré op jonge leeftijd wijselijk vrij voor het geval hij later andere jeugdwerken zou willen toevoegen aan zijn oeuvre) zet het koor zijn prachtprestatie uit het 'Sanctus' verder, alsook in de 'Pavane, opus 50'.
Als toemaatjes zijn er de beroemde 'Elégie' en het 'Super flumina Babylonis', dat hier voor het eerst op cd wordt uitgevoerd. Voor melomanen en Fauré-liefhebbers in het algemeen een zeer interessante ontdekking, die Järvi opnieuw vanuit een grote melancholie aanpakt. De 'Elégie', met cellist Eric Picard in de schijnwerpers, misstaat echter een beetje binnen dit repertoire. Het betreft eveneens een introspectief werk, maar het emotionele palet is iets eenzijdiger en de doorzichtige structuur geeft het werk een filmisch aanschijn dat wringt met de verinnerlijkte sfeer van het 'Requiem'. De onbekende cellist Eric Picard speelt dit werk bovendien niet op een verheven niveau, waardoor het album duidelijk een inzakmoment kent ter hoogte van dit stuk. Dramatisch is dat in geen geval, maar een cd met spirituele muziek mag gerust wat korter zijn, mits de sfeer consistent wordt uitgewerkt. In dit geval is het gevoel over de hele opname heen dus iets te onevenwichtig, zowel binnen het 'Requiem' als in de totale repertoirekeuze.