Geen jaar gaat voorbij of de melomaan wil een eerbetoon brengen aan een componist. Toen de sterftejaren waren uitgeput, kwam iemand op het lumineuze idee ook zoveel jaar na de geboortejaren van componisten speciale evenementen te organiseren. Zo werd 1997 een Schubert-jaar, omdat toen de 200ste geboortedag van de componist op 31 januari werd gevierd. Hoewel concertprogramma's in dergelijke periodes soms op het frustrerende af worden volgestouwd met werk van een bepaald componist, kan een dergelijke festiviteit ook zijn voordelen hebben. Zo was in geval van Schubert begin jaren '90 nog veel onderzoek te verrichten naar de oerteksten van de symfonieën. Geweten was immers dat uitgevers van de werken vrij snel zaken hadden aangepast, die niet strookten met wat Schubert zelf had neergeschreven. Een van de pioniers op vlak van het onderzoek naar historisch correcte uitvoeringen, was ook toen al Jos van Immerseel. Hij wilde de integrale Schubert-symfonieën opnemen naar aanleiding van het Schubert-jaar, en kreeg daarvoor inzicht in een aantal herziene uitgaven die helemaal terug gingen naar de bron, en officieel pas een aantal maanden later commercieel zouden worden aangeboden. Ook verrichtte de dirigent zelf onderzoek naar tempo en stemming, alsook muzikanten van Anima Eterna Brugge die er indien nodig voor naar Wenen trokken. Een puzzel met microfilms, vergelijkende tekstuitgaven en handschriften van tijdgenoten van Schubert vormden uiteindelijk de basis voor van Immerseels lezing van de acht symfonieën, zoals bekend verkeerdelijk genummerd tot negen. Tegelijk relativeert de dirigent en analist de waarde van kennis als het om muziek gaat: hij beschouwt haar als een noodzakelijke basis, maar zegt dat zij nooit een eindpunt kan zijn. Er is ook gevoel en muzikale intuïtie nodig om het tot een goede uitvoering te brengen. Dat van Immerseel en zijn musici over beide beschikken, bovendien in riante hoeveelheden, blijkt uit de superieure verzameling die Zig-Zag Territoires opnieuw uitbracht.
Oorspronkelijk nam van Immerseel deze werken eind 1996 en begin 1997 op voor Sony, maar de rechten daarop bleven blijkbaar in eigen beheer, want inmiddels is er een prachtige bundeling bij het hem erg dierbare Zig-Zag Territoires. In een uitgebreide verhandeling over de symfonieën, die ook in het Nederlands in het boekje werd opgenomen, geeft van Immerseel aan voor welke vragen een Schubert-vertolker wordt geplaatst eenmaal die beslist dit repertoire uit te voeren. De ernst waarmee de dirigent zijn onderzoek volbrengt, blijkt uit het feit dat zelfs de zaal waarin zal worden opgenomen moet resoneren met de partituur. Men zou dit soort muzikaal archeologenwerk historisch snobisme kunnen noemen, maar daarmee doet men van Immerseel onrecht aan: alleen het grootste respect is op zijn plaats voor iemand die zo nauwgezet naar de bron van de muziek wil gaan. De onbetwistbare waarde van het muzikaal eindresultaat is uiteindelijk het enige argument waarbij van Immerseels project staat of valt. En reeds vanaf de eerste maten wordt duidelijk dat het diepe inzicht van de uitvoerder tot merkwaardig opzwepende vertolkingen heeft geleid van alle symfonieën, de vroegste incluis. Een enige minpunt is de bijwijlen onzuiverheid in de kopers: ook dit zijn authentieke instrumenten waarop het soms moeilijk intoneren is. Deze momenten blijven echter beperkt tot het minimum en zijn zeker niet nefast voor de vreugde die bij deze ontdekking komt kijken.
Een maniërist zou weigeren een andere volgorde te hanteren dan de chronologische, maar ook daar maakt van Immerseel zich niet schuldig aan. Hij opent zijn cyclus met de meest uitgepuurde van allemaal, de 'Unvollendete'. Daar plaatst hij de aan Rossini-referende zesde na, waarin van Immerseel een Schubert toont met afwisselend een masker van ernst en infantiele speelsheid. De tragische vierde vindt op de tweede cd tegengewicht in de nog klassieke tweede. De kern van de derde schijf wordt gevormd door de erg melodieuze vijfde, die van Immerseel flankeert met ritmisch daverende lezingen van de eerste en de derde. Tot slot is er uiteraard, op een aparte cd, 'Die Grosse', waarin het bij van Immerseel allemaal samenkomt. De dirigent kiest hier duidelijk voor het effect, wat hij eigenlijk voortdurend al deed. De over het geheel genomen snellere tempi, die het gevolg zijn van onderzoek naar de wensen van Schubert zelf, laten bruuske contrasten en onverwachte clair-obscur werking toe, wat in alle symfonieën vonken geeft. Zelden klonk de finale van de negende daarbij zo geëxalteerd, alsof een gans muzikaal universum op imploderen staat. Zelfs vijftien jaar na datum is deze opname nog altijd een mijlpaal die met verstomming slaat. Succes aan al wie denkt dat het nog beter kan...