Het was algemeen bekend dat tenor Mark Padmore en pianist Paul Lewis dit jaar met het laatste deel van hun Schubert-trilogie op de proppen zouden komen. Het eerste deel uit hun cyclus, de 'Winterreise', werd internationaal (terecht) bejubeld en met de tweede opname (de bundel 'Die Schöne Müllerin', iets minder dankbaar repertoire) verliep het ongeveer net zo. Nog voor het 'Schwanengesang', Schuberts overwegend donkere toonzetting van veertien gedichten met quasi existentiële lading, werd geopperd dat Padmore's stem wel eens te licht zou kunnen zijn voor dit duistere repertoire. Inderdaad valt het, nu de cd op de markt is, op dat bijvoorbeeld het lied 'Atlas' het met minder kracht moet stellen in vergelijking met andere opnames, maar de obscure cyclus 'Winterreise' had Padmore anderzijds al tot een perfect einde kunnen brengen. De vraag is overigens of lichtheid in deze muziek noodzakelijk slecht is. Padmore was zich immers bewust van de moeilijke opgave en wilde zijn troeven als interpreet elders uitspelen. Meer bepaald op de tekstexpressie heeft de tenor zich extra toegelegd. Hij reciteert de gedichten met een soms bijna snerende stem, heel duidelijk geprononceerd en met een inleving ver voorbij het gemiddelde niveau. Hoewel een lied als 'Der Doppelgänger' bij andere vertolkers staat of valt bij de grote eruptie ongeveer halfweg, slaagt Padmore er dus in het verhaal achter het lied aanschouwelijk te maken, meer dan louter het muzikale aspect te belichten. Het is gewaagde keuze om het lyrische bijna weg te cijferen ten bate van de inhoud, maar Padmore komt er mee weg. De kale, onderkoelde toonzetting van deze gedichten wringt immers niet met Padmore's keuze voor onverbiddelijk afgelijnde emoties. Ook zijn 'Schwanengesang' is dus weer een schot pal in de roos, ondanks dat bijvoorbeeld Matthias Goerne vocaal meer gewicht in de schaal werpt.

De rol van begeleider Paul Lewis wegcijferen zou overigens een onvergeeflijk kwaad zijn. Hij ontpopte zich in deze Schubert-cyclus tegelijk tot estheet, perfectionist, virtuoos en intellectueel. Binnen het 'Schwanengesang' trekt de pianist nooit de lakens naar zich toe, maar ook kruipt hij niet weg in zijn schulp. Balans is een kernwoord in de samenwerking tussen Padmore en Lewis (ook puur opnametechnisch), en waar de tenor deze keer minder het lyrische belichaamt, geeft Lewis de duistere pianopartijen (zeker in de linkerhand) onaardse, weliswaar zachte accenten mee. De relatief trage tempi en de grote melancholie die Padmore in de bepaalde liederen aantrof, varen wel bij Lewis' intrigerende vaarroute. Dankzij hem, maar uiteraard ook omwille van Padmore's inventiviteit, wordt deze bundel nergens voorspelbaar. Als toemaatje voorzag het duo overigens het lied 'Die Sterne', naast het magistrale 'Auf dem Strom' voor stem, piano en hoorn. Na het loodzware 'Schwanengesang' vormt de warmbloedige hoornklank van Richard Watkins een welkome troost. Ook binnen dit lied weet Padmore overigens perfect waar hij heen moet, zodat het gevoel dat deze compositie zomaar cd-vulling is, snel verdwijnt. Het vormt met name een waardevolle, ontroerende bijdrage aan de Schubert-cyclus in zijn geheel.

Dat deze 'Schwanengesang' het revolutionaire van Schuberts partituur (pianobegeleidingen die de schitterende teksten extreem dicht op de huid zitten) in de kijker zet, heeft tot gevolg dat men de teksten er zo goed als verplicht bij moet nemen. Deze degelijk gedocumenteerde opname voorziet daar logischerwijs in, zonder echter musicologische beschouwingen toe te voegen die elders ontbreken. Een versie van Schuberts 'Schwanengesang' moet men echter in huis hebben en de interpretatie van Padmore en Lewis kan een geweldig vertrekpunt zijn. Wie zich de voorbije jaren anderzijds reeds verrijkte met Goerne of Bostridge kan een extra opname overwegen, maar of deze cd een noodzakelijke aanvulling is, valt om eerder vermelde redenen te betwisten.

Meer over Franz Schubert


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.