Als de cd-hoes buitengewone uitspraken doet omtrent de uitvoering op het schijfje binnenin de cd, dan worden verwachtingen als vanzelf hooggespannen. Vooral als de interpreet de bariton Matthias Goerne is, een van ’s werelds beste vocalisten en bij Harmonia Mundi de figuur die schijnbaar bezig is een volledige Schubert-cyclus uit te bouwen. “Goerne does not merely ‘interpret' Schubert, he 'lives' each song and invites the listener to share this poetry and musical intimacy”, zo luidt een uittreksel uit een langer citaat op de cover. Om Schubert-liederen van binnenuit te beleven is er echter heel wat nodig, maar daar lijkt Goerne zich terdege van bewust. Wie het album beluistert, zou zelfs gerust kunnen beweren dat de quote niet helemaal uit de lucht komt vallen. Traditie of niet, Goerne vertolkt de liederen inderdaad op een wijze die radicaal de zijne is. Of dat een methode is die tot grotere ontroering leidt, is dan nog maar de vraag. Goerne trekt zich immers weinig aan van tempi en wat soms als hart van deze cyclus gezien wordt, het hartverscheurende ‘Der Doppelgänger’, is hier zelfs bijna geen muziek meer te noemen. In handen van Goerne wordt de hallucinante tekst van Heinrich Heine totale stilstand en verbazing. Is dat wat Schubert zou hebben gewild? Een kopstemmetje zegt van niet, want de erg donkere pianopartij wordt als het ware nietszeggend in deze wel erg uitvergrote versie.
Goerne heeft bovendien het ongeluk dat er kort geleden bij Harmonia Mundi al een uitstekende versie van dit ‘Schwanengesang’ verscheen. Mark Padmore was de tenor van dienst, iemand die, ondanks de lichtheid van zijn stem, in bijvoorbeeld ‘Aufenthalt’ meer spanning kon leggen van bij het begin, hoewel de catharsis bij Goerne iets indrukwekkender is. Veel is uiteraard ook gelegen aan de pianist, die bij Padmore niemand minder was dan Beethoven-kenner Paul Lewis. De mystiek, de tact en de communicatie in die uitvoering, was van een buitengewone gevoeligheid. Christoph Eschenbach, ooit gekend als pianist maar intussen meer gereputeerd als dirigent, is hier de vertolker. Hij kwijt zich uitstekend van zijn taak, maar het blijft Goerne die de voornaamste verteller blijft. Het evenwicht tussen klavier en stem, dat Schubert almaar meer op punt stelde, verdwijnt op die manier weer naar de achtergrond: Goerne is misschien een te indrukwekkend vocalist om daar Eschenbach gecounterd te kunnen worden. Waarom de bariton, die inmiddels aan het zesde deel van zijn Schubert-cyclus toe is en voor elk volume een nieuwe pianist uitkiest, dit keer Eschenbach onder de arm nam, wordt overigens niet toegelicht. Jammer, want het idee dat het hier om “toevallige kamermuziekpartners” gaat lijkt een plausibele speculatie.
De cd-hoes heeft overigens nog een tweede belofte in petto: “This sixth volume also features an unforgettable performance of Schubert's last piano sonata by one of the baritone's favourite partners, Christoph Eschenbach. Offered on a free bonus CD, this ‘second swansong' reveals hitherto unexplored resonances under his expert fingers.” Genoegzaam bekend is dat Schubert laatste liedcyclus eigenlijk helemaal geen “cyclus” is in de traditionele betekenis van het woord. Zijn uitgever bundelde de liederen die na Schuberts dood op zijn bureau gevonden werden immers onder de titel ‘Schwanengesang’, maar als een continue bundel zijn ze nooit bedoeld. Daarom is het interessant dat Goerne aan de reeks nog een andere toonzetting van dichter Ludwig Rellstab (die ook door Beethoven was opgepikt om eventueel liederen op te baseren) toe te voegen, met name het mooie ‘Herbst’. Daarnaast bevat dit volume een bonus-cd waarop Eschenbach de bijna 50 minuten durende laatste pianosonate van Schubert onder handen neemt. Dit is een zeer moeilijk werk: niet zozeer voor de vingers, maar erg complex om aanschouwelijk te maken en om de toehoorder te betrekken in het verhaal. Anders dan Goerne, die een neiging heeft om te overinterpreteren, is Eschenbach gevoelsmatig ideaal. Andràs Schiffs opname voor Decca blijft misschien nog iets meer een mijlpaal, naast uitgaves met Uchida, Brendel, Andsnes, Rubinstein of Richter aan het klavier. Deze zesde editie uit Goerne’s grotere reeks blijft er, ook dankzij de sonate, zeker een om met genegenheid in het hart te sluiten, maar een meesterwerk van de eerste tot de laatste noot kan men dit niet noemen.