Als paradepaardje van Warp en oprichter van zijn eigen invloedrijke label Brainfeeder, kent de Amerikaanse elektronicapionier Flying Lotus een groeiende en invloedrijke fanbasis, waarvan Thom Yorke ongetwijfeld het befaamdste lid is. Dat die status meer dan verdiend is, bewijst de twee jaar oude instant classic ‘Cosmogramma’, waarop Flying Lotus zijn familiebanden met Alice Coltrane in de verf zet door zijn karakteristieke fusie tussen instrumentale hiphop en elektronica te injecteren met opwindende jazz. Op ‘Until the Quiet Comes’ ruilt Flying Lotus die geniale chaos van ‘Cosmogramma’ in voor een meer minimalistisch en zelfbewust geluid. Zijn voornaamste inspiratiebron is ditmaal geen geschifte elektronica, maar psychedelische rock genre Can en Portishead. Dat heeft zowel positieve als negatieve gevolgen: enerzijds klinkt Flying Lotus dromeriger en toegankelijker dan ooit, maar anderzijds mist zijn nieuwe sound soms de weerhaakjes van zijn vorige album.
Gelukkig zijn er nog genoeg weerhaakjes over om van ‘Until the Quiet Comes’ een eigenzinnige en boeiende muzikale trip te maken. Het is een opvallend coherent album: achttien korte nummers die naadloos in elkaar overlopen en een samenhangend geheel van drie kwartier vormen. Daarom is het aangewezen om ‘Until the Quiet Comes’ te beluisteren als één muzikale suite, want het geheel overstijgt ruimschoots de som der delen. Een dappere zet van Flying Lotus in een tijdperk waarin de single vaak boven de kunst van het album primeert.
Waar ‘Cosmogramma’ vanaf de eerste seconde uit de speakers barst, begint ‘Until the Quiet Comes’ eerder rustig. De opener ‘All In’ combineert een catchy rockdrum met een klankentapijt van bruisende en borrelende synthesizers, waarna ‘Getting There’ eenzelfde klankentapijt paart aan een stuiterende hiphopbeat en de in galm drenkende zang van nobele onbekende Niki Randa. ‘Heave(n)’ heeft een gelijkaardige ijle sound, die teruggrijpt naar de uitgeklede, tegendraadse beats van ‘Los Angeles’, het doorbraakalbum van Flying Lotus. ‘Tiny Tortures’ en ‘All the Secrets’ voegen aan die sound een verfrissend jazzy tintje toe, met respectievelijk geïmproviseerd, kronkelend gitaarspel en jazzy pianoakkoorden. ‘Sultan’s Request’ en ‘Putty Boy Strut’ horen met stuwende beats, zware bassen en hyperkinetische melodieën dan weer tot het hardere en dansbare werk van Flying Lotus.
Blikt de eerste helft van ‘Until the Quiet Comes’ terug op de kille texturen van ‘Los Angeles’, dan begraaft de tweede helft van het album zich in de loungy psychedelica van ‘Cosmogramma’. De tribale percussie en cryptische zang van Erykah Badu in ‘See Thru to U’ zijn nog iets te doelloos, maar vanaf de titeltrack creëert Flying Lotus een bezwerende, broeierige sfeer die de luisteraar niet meer loslaat tot het einde van de rit. Door aan die sfeer de verknipte zang van verschillende gastvocalisten toe te voegen, komt de muziek soms zelfs in de buurt van triphop, zoals op ‘Electric Candyman’ en ‘Phantasm’, respectievelijk gezongen door Thom Yorke en Laura Darlington. Dat Flying Lotus ook interesse toont om filmmuziek te maken, zoals hij in interviews reeds aangaf, tonen ‘Hunger’, ‘Me Yesterday//Corded’ en afsluiter ‘Dream To Me’: cinematografische soundscapes die redelijk abstract en experimenteel aandoen, maar toch weten te boeien door hun visuele verbeeldingskracht.
‘Until the Quiet Comes’ heeft uiteindelijk niet de impact van ‘Cosmogramma’, maar blijkt toch een waardige opvolger, die door zijn uitstapjes naar triphop en filmmuziek bovendien het nog onderbenutte potentieel van Flying Lotus belicht. Als hij zijn verleden als beatmaker ietsje meer van zich af kan schudden en compromisloos zijn muzikaal instinct volgt, dan vallen er grootse resultaten te verwachten.