Er valt veel te vertellen over ‘City Same City’, de nieuwe plaat van Flying Horseman. Dat het hun derde release in slechts anderhalf jaar tijd is, bijvoorbeeld. En dat het zowaar een dubbelalbum geworden is. En dat frontman Bert Dockx zijn politieke voorkeur, of eerder afkeer, niet meer onder stoelen of banken steekt; gezien Dockx’ woonplaats laten zinsneden als “a city in cold, cold hands” weinig aan de verbeelding over.
En de muziek zelf? Die is van de kwaliteit die ondertussen verwacht wordt van Dockx en zijn vijfkoppige band. Op ‘City Same City’ volgt de groep nog steeds zijn beproefde recept — never change a winning team, zullen ze daar denken — maar ruilt ze de ontklede melodieën van ‘Navigate’ deels in voor hypnotiserende grooves die verleidelijk knipogen naar Malinese desert blues. Zo steunt het broeierige en ronduit schitterende drieluik ‘Return’, ‘Lucile’ en ‘Sleeping Room’ voornamelijk op hoekige, bezwerende gitaarriffs en stuwende, uitdagend geplaatste ritmische accenten.
Is die ene nieuwe invloed echter genoeg om een dubbelalbum lang te blijven boeien? In principe wel: elke seconde van ‘City Same City’ verraadt een nauwgezette aandacht voor details en gelaagdheid en bijgevolg haalt Flying Horseman altijd een meer dan gemiddeld niveau. Toch rijst de vraag waarom het zestal op korte tijd zoveel materiaal uitbrengt. Enerzijds siert het hen dat ze een oprecht vertrouwen hebben in hun creaties, anderzijds krijgt hun muziek op deze manier niet veel tijd om te groeien en te evolueren. Daar is niets mis mee, maar in combinatie met het karakteristieke timbre en kleine stembereik van Dockx resulteert het in een uiterst homogene sound die dan wel de continuïteit van de plaat ten goede komt, maar zich niet uitstekend leent voor een dubbelalbum.
Desondanks stelt ‘City Same City’ niet teleur. Flying Horseman bezit immers nog steeds een eigenzinnige vertelkracht, die zich niet zozeer uit in uitgesponnen lyriek, maar spontaan voortvloeit uit de superieure muzikaliteit van de bandleden, met een glansrol voor het soepele en kristalheldere gitaarspel van Dockx. Zo staan impressionistische songs als ‘City’ en ‘Landlord’ op zich al best hun mannetje, maar worden ze door respectievelijk hun vele melodieuze subtiliteiten en tegendraadse gitaarecho’s een getormenteerde ziel ingeblazen die de muziek ettelijke niveaus hoger tilt.
Die intensiteit kenmerkt het hele album, onafhankelijk van de oppervlakkige verschijningsvorm van de nummers. Waar ‘Hardcore’ en ‘We Are Free’ met hun meer conventionele indierocksound expliciet voor de explosie kiezen, ontspringen introverte nocturnes als ‘One Note Song’, ‘Stories’ en ‘Walking’ uit de naweeën van een emotionele implosie. Dat maakt van ‘City Same City’ een redelijk zware rit, maar wel een die de moeite waard is.
Toch scheert de plaat niet vaak genoeg de allerhoogste toppen. Zo introduceert de afsluiter ‘Same City’ na enige tijd een beklijvende brok harmoniezang die er aanvankelijk in slaagt om het nummer de nodige slagkracht te geven, maar wordt dat thema vervolgens tot in den treure herhaald, waardoor het gewenste cathartische effect uitblijft. Ook de teksten schieten soms net tekort, door intrigerende cryptische mijmeringen af te wisselen met voorspelbare rijmelarij, soms zelfs binnen eenzelfde frase (“I paint the walls blue / It’s all that I can do”).
Wat maakt het eigenlijk uit? Flying Horseman heeft de lat ondertussen zo hoog gelegd, dat het hen vergeven mag worden om soms net onder die lat te springen. Want al bij al blijkt dat ‘City Same City’ weer een uitstekend album van een uitstekende groep is.