Ferdinand Ries (1784-1838) herinnert men zich vandaag als een van Beethovens leerlingen, een 'kleine meester' op compositiegebied en een begaafd concertpianist die daarnaast een van Beethovens eerste biografen was. Ries was echter vooral een erg productief componist, hoewel vele van zijn bijna tweehonderd werken, waaronder enkele pareltjes van strijkkwartetten, tijdens zijn leven nooit opgevoerd werden. Deze cd stelt twee concerti voor die Ries in 1810 en 1811 componeerde, eentje voor viool en eentje voor twee hoorns respectievelijk, samen met twee operaouvertures. De ouvertures dateren van twintig jaar later maar geven een levendig beeld van de plaats die Ries' orkestmuziek in het vroeg negentiende-eeuwse muziekleven innam.
Het concerto voor twee hoorns is een grootschalig werk, een gelegenheidscompositie, zeker, maar wel een die dankbaar gebruik maakt van een groter orkest dat meer doet dan simpelweg de twee solisten ondersteunen, zoals de langere orkestrale inleiding laat horen. Ries speelt vaak een dialogerend spel tussen de twee solisten en de blazers uit het orkest. De verdeling van de twee solopartijen is kenmerkend voor muziek voor natuurhoorns, waarbij een eerste stem de hoogte ingaat en de lagere tweede partij vol typerend snelle arpeggio's en loopjes zit. De manier waarop Ries met twee natuurhoorns omgaat is niet bijster origineel, al hoort men dat hij de mogelijkheden van het instrument door en door kende en die dan ook tot het uiterste uitbuit. Muzikaal gezien is het vioolconcerto interessanter, al is het maar omdat de solovioolpartij expressiever klinkt en wat minder opzichtig virtuoos vertoon bevat. Violist Anton Steck speelt dit concerto met een vlakke, vibratoloze klank in de beste traditie van de barokmuziek, met zijn aandacht voor frasevorming en articulatie. Hij bezit een benijdenswaardig zuivere en ijle hoogte, die hij prachtig laat horen in het langzame deel. Dit blijft echter romantische muziek en Anton Steck presenteert dus al bij al een dramatisch en erg bewogen vioolconcerto dat gerust naast die van Mendelssohn of Schumann geplaatst mag worden.
Het dubbelconcerto krijgt van twee Nederlandse hoornisten, Teunis van der Zwart en Erwin Wieringa een vlekkeloze, technisch afgewerkte uitvoering mee. Ook op authentieke instrumenten (ventielloze natuurhoorns) verwacht men vandaag de dag op cd ook niets minder. Het valt echter op hoe vlotjes beide solisten hun nukkige, onvoorspelbare instrument beheersen en hoe goed ze de karakteristiek nasale 'gestopte' noten kunnen verbergen, tenzij wanneer hun scherpe klank als dramatisch effect aangewend wordt.
De twee ouvertures, tot 'Die Räuberbraut' en 'Die Hexe von Gyllensteen' zijn knappe vroegromantische composities in een stijl die uit de muziek Schubert, von Weber of Mendelssohn bekend genoeg is. Ries gebruikt hier een machtige sectie trombones met veel effect, vooral dan in de ouverture tot 'Die Räuberbraut'. Echo's uit theatermuziek en bel canto opera's zijn nooit veraf en fanfarepassages uit 'Lyska oder die Hexe von Gyllensteen' bijvoorbeeld hadden zo uit een opera van Bellini of Donizetti weggelopen kunnen zijn.
Liefhebbers van hoornmuziek kunnen opgetogen zijn met dit indrukwekkende en capabel uitgevoerde dubbelconcerto dat zelfs onder muzikanten nauwelijks bekendheid geniet. De andere werken op deze plaat zijn echter zeker even sterk de moeite waard en presenteren een wat onderschatte componist van inventieve en boeiende instrumentale vroegromantiek.
Meer over Ferdinand Ries
Verder bij Kwadratuur
Interessante links