Al sinds enkele jaren heeft de Hongaarse dirigent Ivan Fischer met het Budapest Festival Orchestra een platencontract bij het Nederlanse label Channel Classics. Het resultaat van die overeenkomst is een waardige collectie opnames van bekende en minder bekende romantische orkestmuziek. Zo passeerden onder meer Brahms (eerste symfonie en Haydn variaties), Mahler (tweede en zesde symfonie), Beethoven (zevende symfonie) en Richard Strauss ('Josefslegende') de revue. Na een samenwerking met Pieter Wispelwey en het celloconcerto van Antonin Dvorak (CCS SA 25807) keren dirigent en orkest nu terug naar deze Tsjechische componist met diens zevende symfonie in d mineur opus 70 en 'Amerikaanse' orkestsuite opus 98b.
De zevende is niet meteen de lichtste of de meest Tsjechische van Dvoraks negen synfonien. Hij werd voor de philharmonische vereniging van Londen geschreven en grijpt minder dan de andere acht synfonien terug naar typerend Boheemse melodien en ritmes. Met zijn donker ingekleurde hoekdelen doet hij aan een symfonie van Brahms denken, diens derde bijvoorbeeld, waarmee hij dan ook vaak vergeleken wordt.
De 'Amerikaanse' suite daarentegen is lichter van toon. Het is een orkestratie van de vijfdelige suite opus 98a die, zoals de naam doet uitschijnen het product is van Dvoraks Amerikaanse periode tussen 1892 en 1895. Echt Amerikaans is de muziek echter niet zozeer, eerder Slavisch of Boheems. De vloeiende tempokeuze, een kenmerk van veel Oost-Europese volksmuziek is typerend voor Fischers inventieve aanpak. Het Budapest Festival Orchestra staat hem daarin bij met een uitvoering die flexibel en genuanceerd klinkt en moeiteloos verschillende registers en karakters weet te bespelen, van intiem naar exuberant en terug.
Diezelfde kwaliteiten vindt men ook in de symfonie in overvloed terug. Fischer pakt deze Dvorak soms erg breed aan maar zinloos pompeus is dit niet. Het langzame tweede deel klinkt bijvoorbeeld wel expansief maar de cellosectie die heel wat melodiën voor haar rekening neemt, speelt even soepel als een enkele cellist. De verschillende houtblazers van het orkest vormen trouwens ook een prachtig ensemble dat individueel sterk is maar op vele momenten (het idyllische middendeel van het scherzo is zo een plaats) ook als een hecht geknede groep naar voren kan treden.
Het koper krijgt heel wat gloriemomenten in de symfonie en de slotmaten van de finale, om maar een voorbeeld te noemen, barsten werkelijk uit hun voegen. Raffinement is ook hier niet weg te denken. De hoorns in het bijzonder kunnen net zo goed krachtig als erg verfijnd uit de hoek komen. Het scherzo illustreert perfect dat aparte van Dvoraks muziek, met zijn sierlijke melodie en zijn nu eens vrolijke en dan weer droevige trekken.
Noch de zevende symfonie noch de 'Amerikaanse' suite zijn echt voor de hand liggende werken voor een Dvorak opname en zijn ook op concertprogramma's een beetje een zeldzaamheid. Het zijn nochtans werken die alle kenmerken van Dvoraks aanlokkelijke muziek uitdragen. Aan de kwaliteit van het Budapest Festival Orchestra hoeft niet getwijfeld te worden en de flexibele manier waarop Ivan Fischers muzikanten Dvorak vorm geven is even zeldzaam als zonder meer prachtig.
Meer over A. Dvorak
Verder bij Kwadratuur
Interessante links