Toen Antonin Dvorak (1841-1904) terugkwam naar Bohemen van zijn Amerikaanse reis in 1895 was hij een van de meest gevierde componisten in de wereld. Hij had naam gemaakt met onder meer de enorm populaire 'Slavische Dansen', negen symfonieën en een reeks grote strijkkwartetten. In zijn laatste jaren in Europa zou echter geen tiende symfonie meer volgen maar Dvorak wierp zich wel in een ontzettend korte periode tussen 1896 en 1897 op het symfonische gedicht, een lossere compositie voor orkest dan een symfonie waaraan een literair of ander kunstwerk aan de basis ligt.
Dvorak baseerde zich op vier sprookjes van Karel Jaromir Erben die graven in de Tsjechische legenden en sagen. Dat dit geen kindersprookjes zijn, bewijzen de vaak gruwelijke verhalen: In 'Holoubek', ofwel 'De Wilde Duif' drijft een wilde duif met daarin de ziel van een vermoorde echtgenoot diens weduwe tot zelfmoord en in 'De Middagheks' kwelt het titelpersonage een moeder en kind en als de vader 's avonds thuiskomt is het kind gestorven. 'Vodnik', of 'De Waterdwerg' is de koning van meren en moerassen en ontvoert een jonge vrouw, die hij nadien straft door hun gezamenlijke kind te doden terwijl 'Het Gouden Spinnewiel' een Assepoester-achtig verhaal vertelt – maar dan met een meer tragische afloop.
Dvoraks muziek is echter allesbehalve gruwelijk: elk van deze vier symfonische gedichten schildert een betoverende sprookjeswereld die rechtstreeks uit de Boheemse volksmuziek stamt. In plaats van letterlijk elke scène uit de verhalen te schetsen, zoals Franz Liszt dat zou doen, houdt Dvorak zich aan een tamelijk formele, symfonische structuur en dat laat Dvoraks symfonische gedichten niet vervagen tot spectaculaire maar oppervlakkige achtergrondmuziek bij de verschillende taferelen maar zorgt voor duidelijk gestructureerde gehelen. Ook zonder de verhalen te kennen, kan men van deze gedichten genieten als van eender welke van Dvoraks negen symfonieën.
Het Tsjechisch Filharmonisch Orkest speelt deze muziek natuurlijk zoals weinig orkesten in de wereld dat kunnen. De fijne, magische klank waarmee ‘De Waterdwerg' begint mag gerust uniek genoemd worden. 'Het Gouden Spinnewiel' begint met een vrolijke mars (compleet met blazersorkest, trom en cimbalen) die het gevolg van de koning uitbeeld die op zoek is naar een bruid en die mars bezit die typisch Tsjechische, wat onstabiele 'Egerländer'ritmiek die recht uit de volksmuziek komt. Mackerras laat deze gedichten trouwens ook niet al te dramatisch klinken: Dvoraks muziek is grotendeels goedgeluimd en vriendelijk en al te veel muzikaal zwelgen zou deze werken dan ook absoluut niet passen. Een vlotte lezing als deze komt veel beter over.
Het is bijna onbegrijpelijk dat Dvoraks vier charmante symfonische gedichten zo weinig geprogrammeerd staan. Ze behoren tot het beste van wat Dvorak componeerde en tonen de componist aan het hoogtepunt van zijn kunnen. Dvorak tovert moeiteloos een sprookjeswereld te voorschijn waarin aantrekkelijke melodietjes, harmonieën en heerlijke instrumentale momenten als het ware vanzelf vorm krijgen. Een andere opname van deze gedichten, met de Berliner Philharmoniker en Sir Simon Rattle (EMI 0724355801920) was al een revelatie maar Sir Charles Mackerras en het Tsjechisch Filharmonisch orkest hoeven lang niet onder te doen met deze prachtige uitvoering.
Meer over A. Dvorak
Verder bij Kwadratuur
Interessante links