Hij is even uit de publieke belangstelling geweest, maar staat er nu volledig terug: 'L'Incoronazione di Poppea', Claudio Monteverdi's laatste opera. De componist, die eerder tijdens zijn leven het echte startschot had gegeven voor het operagenre en haar vervolgens naar ongekende hoogten tilde, bleef zichzelf tot in zijn laatste creaties uitdagen. Zo was de geest van het libretto ongewoon vrijpostig, in die mate dat niemand er een aantal decennia eerder, toen Monteverdi nog aan het klassieke 'L'Orfeo' schreef, mee had kunnen wegkomen. Zoals later wel vaker gebeurde, vertrekt de plot hier vanuit een zogenaamd historisch gegeven. Echter zijn alleen de personages losjes gebaseerd op figuren die er ook daadwerkelijk geweest zijn, waarbij de librettist het zich permitteert om wel erg vrij om te springen met de karaktertekeningen. In zijn geheel is 'L'Incoronazione di Poppea' bijzonder scherp voor de machthebbers en hoe dubieus hun moraliteit kan zijn. Monteverdi kan er echter evengoed een spannende thriller in gezien hebben zonder meer, en dat is ook hoe deze opera zich vandaag laat bekijken. Mooi is dat de muziek zich niet stort op groot effectbejag, zoals latere componisten soortgelijke verhalen in de toekomst zouden vormgeven. De bezetting is zelfs ongewoon klein voor een opera en dirigent William Christie heeft slechts een heel beperkt aantal pionnen om aan te sturen. Juist die intimiteit lijkt de expressieve mogelijkheden echter te vergroten, zeker met iemand als Christie aan het roer, die weet hoe hij een publiek met eeuwenoude muziek moet laten sidderen en beven.
Over Les Arts Florissants, het ensemble dat vanuit een opgehoogde orkestbak over genoeg volume en draagkracht beschikt, kan geen kwaad woord gezegd worden. In de cast zijn grote uitschieters Danielle de Niese en Philippe Jaroussky. Die eerste is een sensuele, bijna erogene Poppea: ongetwijfeld een van de meest begeesterende vertolkingen in deze rol ooit, zowel in hoe ze zingt als hoe ze speelt. Jaroussky moet het in vergelijking veel meer van zijn stem hebben, want zijn zoete contratenor staat in schril contrast met de wel erg scherpe gelaatstrekken die hier rijkelijk door de grimeur werden geaccentueerd. Verder is de cast enigszins onevenwichtig: de middelgrote rollen worden overwegend goed gezongen, terwijl de kwaliteit in de bijrollen minder vanzelfsprekend lijkt. Met bijna twintig zangers zou dat anderzijds een onvermijdelijk kwaad kunnen zijn. Hoe dan ook komt goed tot uiting hoe daverend deze plot in elkaar steekt, en met hoeveel souplesse Monteverdi dat muzikaal onderstreept. Jammer is dan dat de regie van Pier Luigi Pizzi dat allemaal wat tegenwerkt.
Wat componist en librettist hier hebben afgeleverd, is qua karakters op zich zonneklaar. Een reden om smeuïg te gaan uitvergroten, is er dan ook niet. Toch is dat wat de regisseur hier doet, en dat op elk plan van zijn enscenering. Zo is de kledij oneigentijds en vooral opzichtig: de gewaden lijken de tijdloze stijlvolheid die bij Pierre Audi vaak te zien is uit te wasemen, maar hier zien ze er pronkerig uit, op het kitsherige af. Daarnaast is Pier Luigi Pizzi wel erg gretig met het beklemtonen van de seksuele lading van het verhaal, op een manier die grenst aan kinderlijke naïviteit. Men kan zich afvragen in welke mate het geen slimme zet is om de machtswellust, die doorheen 'L'Incoronazione di Poppea' hoogtij viert, af te schilderen als een uitwas van personages die nooit helemaal volwassen zijn geworden. Desondanks is het een lezing die te weinig effect resorteert, en wat de geloofwaardigheid betreft niet bepaald hoge toppen scheert. De opera wordt door dit alles amper naar een climax gestuwd. Nochtans is de vormgeving zelden storend – ze lijkt alleen op een ander niveau te zitten dan het muzikale. Het is dus vooral William Christie die deze productie ver boven de middelmaat doet uitstijgen, waarbij het jammer is dat de ernst waarmee zijn Les Arts Florissants zich op een dergelijke avontuur storten, niet wordt beantwoord in de matige regie.