Kenny Werner, Richard Galliano, Dave Liebman en nog een aantal anderen: over bijna twintig cd’s verspreid heeft het Brussels Jazz Orchestra, dat dit jaar zijn twintigste verjaardag viert, een niet weinig indrukwekkende reeks muzikanten als solist kunnen engageren. Bij een jubileumjaar hoort echter een samenwerking met een muzikant hors catégorie. En toeval of niet, maar precies nu kreeg het BJO de exclusieve kans met Joe Lovano samen te werken. Tenorsax aan de zijde van de allergrootsten heeft Lovano het vak geleerd bij diegenen die momenteel in de geschiedenisboeken staan. ‘Wild Beauty’, het project dat hij met de Belgische big band op poten zette, werd zowaar een “sonate suite”, een die bloemleest uit Lovano’s bijzonder gevulde carrière die zich voornamelijk bij Blue Note voltrok. Hoewel arrangeren voor deze bezetting niet nieuw is voor de rietblazer, liet hij het bewerken van zijn thema’s over aan specialist ter zake Gil Goldstein. Dat vertaalt zich naar enkele zeer knap in elkaar gestoken composities: ‘Streets of Naples’ is bijvoorbeeld alleen al omwille van zijn humoristische aankleding en couleur locale een zeer fijn nummer.
Dat het Brussels Jazz Orchestra niets dan onderlegde solisten telt, is geen geheim voor wie de band al hoorde live of op cd. Zelfs wanneer het orkest in dialoog ging met gelauwerde solisten, was er in de meerderheid der gevallen nog altijd sprake van een mooi evenwicht tussen soli van de verschillende instrumentengroepen. Wie Lovano aan boord haalt, plaatst die echter niet zomaar aan de zijlijn. De man vormt dan ook onmiskenbaar het zwaartepunt van ‘Wild Beauty’, wat echter geen probleem vormt gezien zijn zeer natuurlijke stijl van improviseren. Lovano’s klemtoon ligt noch op technisch noch op harmonisch gebied, want wanneer hij zijn vingers de vrije loop laat dan is het om te graaien naar prachtige melodieën. Lyriek is het centrale woord van zijn soms wat vettig aangeblazen vocabularium, dat zich nog altijd breed uitstrekt. Doorheen de uitgestrekte vertelsels van een Lovano die de minuten vult met een naturel waaraan weinigen kunnen tippen, weven zich de zoals gezegd erg bekoorlijke arrangementen. Zij zijn niet een of andere academische wandbekleding, maar vormen een behendig in elkaar gezet polyfoon weefsel dat onmiskenbaar voor diepgang zorgt. Onder meer het einde van het aan John Coltrane opgedragen gebed ‘Our Daily Bread’ wordt er heel eventjes door opgetild.
De belangrijkste sterkte van ‘Wild Beauty’ is behalve Lovano’s zin voor melodie dus dat vindingrijke arrangeerwerk, dat niet alleen illustreert wat voor een pientere begeleidingsband het BJO is, maar ook de latente rijkdom van Lovano’s composities in het licht stelt. Een mogelijke vraag is hoe comfortabel de musici zich voelen binnen het zeer rigoureuze kader van deze bijna mathematisch uitgetekende nummers. Een anders bijzonder geïnspireerd solerend muzikantenarsenaal kan hier immers niet echt concurreren met wat Lovano zelf uit zijn instrument haalt. In ‘Big Ben’ is het bijvoorbeeld vooral in verwondering luisteren naar hoe een improvisatie onverwacht een duet lijkt te worden, meer dan dat de inhoud van de solo’s daadwerkelijk omver blaast. Met Jos Machtel aan de contrabas en Toni Vitacolonna komen de verrassingen overigens niet uit ritmische hoek aangewaaid. Nathalie Loriers springt creatiever om met haar voicings, maar ook van haar kant is het vergeefs wachten op flitsen van genialiteit. En toch staat dat op geen enkel moment de onversneden schoonheid van het album in de weg. ‘Sanctuary Park’ wekt de dubbelzinnige sfeer op van een namiddagwandeling doorheen een zonovergoten kerkhof, ‘Viva Caruso’ grijpt met een plechtige opening en een warmbloedig dansant karakter iets verderop ontroerend terug naar Lovano’s Siciliaanse roots – die weerbarstige kiem in hem die de wilde schoonheid is waar deze hele plaat over gaat.