De jonge Armeense violist Sergey Khachatryan was eerste laureaat in de Koningin Elisabethwedstrijd van 2005. Deze cd met vioolsonates van Johannes Brahms is dus al zeker niet zijn eerste laureatenopname en volgt op opnames van onder meer de concerti van Sibelius, Shostakovich en Khachaturian. Khachatryan musiceert hier, zoals vaker overigens, samen met zijn zuster Lusine, in wat een uitzonderlijk mooie, natuurijke interpretatie is van deze Brahms.
Dit is geen typerende opname die men van een Koninging Elisabethwedstrijdwinnaar zou verwachten. De grandioze concerti, de virtuoze sonates en het diva-karakter van een solistische viool blijven allemaal achterwege. In de plaats daarvan presenteren beide Khachatryans een opname van een Brahms die in al zijn bescheidenheid, al zijn diepgang en al zijn ingehouden emotionaliteit mag schitteren. Daarvoor hoeft men maar naar zulke momenten te luisteren als de finale van de eerste sonate, met zijn lange, uitgelaten, gelukkige vioollijnen of de middendelen van de derde sonate, met hun korte, schuchtere fraseringen.
Een lichtjes hese viooltoon, alsof Sergey Khachatryan op darmsnaren speelde, houdt deze Brahms in passende herfstkleuren. Zo vormt het ‘Adagio’, het middeldeel uit de eerste sonate, een prachtige cantilena voor viool, met gevoel voor beheersing begeleid door de piano. Lusina Khachatryan speelt overigens een Brahms neer zoals die vaker zou mogen klinken: met een spaarzaam pedaalgebruik, verstaanbare middenstemmen en droge, dreigende bassen, alsof wil teruggrijpen naar de klank van een negentiende eeuwse Pleyel of Bösendorfer.
Een zelfde gevoel voor proportie overheerst in het fraseren van deze muziek, een aspect van Brahms waar beide muzikanten terecht veel aandacht aan besteed hebben. Men hoeft dus geen ‘unendliche’ melodieën à la Wagner te verwachten hier maar melodieën die, voor al hun harmonische complexiteit, classicistisch aandoen. De opening van de eerste sonate is een goed voorbeeld van zulk fraseerwerk, met een openingsmotiefje dat op zo een manier veelzeggend naar voren komt en haast onopvallend de leidraad van het hele eerste deel vormt. Niet dat er geen romantiek in deze sonates mag zitten, zoals in het langzame deel van de tweede sonate of het bijzonder vurig uitgevoerd laatste deel van de derde. Maar zulke momenten van uitbundigheid worden zorgvuldig afgewogen: een uitbarsting van energie gebeurt enkel wanneer de muziek daarom vraagt, wat de impact des te groter maakt.
Een interpretatie die zo ‘eerlijk’ klinkt zoals deze blijft tamelijk zeldzaam. Sergey en Lusine Khachatryan raken echter precies de juiste combinatie tussen zin voor detail, expressiviteit en Brahmsiaanse schuchterheid die deze drie sonates zo diepzinnig maken. Niets dan lof, dan, voor deze Elisabethwedstrijdlaureaat, om een plaat op te nemen die niet slechts violistische hoogstandjes laat horen maar gerust als toekomstige referentieopname mag dienen voor Johannes Brahms’ drie vioolsonates.