Net als zijn tijdgenoot Igor Stravinski, wist Martinu verschillende stijlinvloeden succesvol met elkaar te verzoenen. Een lang verblijf in Parijs, gevolgd door een ballingschap naar de VS tijdens Wereldoorlog II en latere jaren in Frankrijk maakten van Martinu een ontheemd componist maar iemand die de muzikale erfenis van zijn thuisland Tsjechië verenigde met Frans modernisme en Amerikaanse toegankelijkheid. Martinu kwam pas laat tot het schrijven van symfonieën. In Parijs concentreerde hij zich op kamermuziek en het is pas in zijn Amerikaanse periode, preciezer vanaf 1942 dat de compositie van de eerste vijf symfonieën in snel tempo volgde. De vijfde symfonie uit 1946 vertegenwoordigt echter niet zozeer vreugde over het einde van de Tweede Wereldoorlog maar een onzekerheid over de mogelijkheid om terug te keren naar het door Communisten gedomineerde Tsjechoslovakije. De zesde symfonie is zowel (een beetje) optimistischer dan de vijfde als vrijer van vorm. Martinu gebruikte zelf de term 'Fantaisies Symphoniques', een passende titel voor een driedelig werk in vrije vorm en met weinig thematisch verband tussen de verschillende delen.
Martinus muziek is zo aantrekkelijk omdat het een hele resem twintigste-eeuwse compositietechnieken zoals polytonaliteit, atonaliteit, dodecafonie, polyritmiek en wat nog allemaal, kan combineren met een schrijfstijl die opvallend melodisch aandoet. Onversneden volksmuziek à la Antonin Dvorak is dit niet hoegenaamd niet maar er zit toch een sterke centraal-Europese component in deze muziek. Noem het volksmuziek die een kubistische behandeling heeft ondergaan. Bovendien klinkt Martinus muziek sterk ritmisch. Het aantrekkelijke van deze uitvoering wordt in grote mate gehaald uit het opwindend maken van ritmische passages. Goeie voorbeelden daarvan zijn legio: het tweede deel van de vijfde symfonie bijvoorbeeld of het nerveuze middendeel van de zesde, met zijn continue stroom snelle begeleidingsnoten.
Jiri Belohlavek is geen onbekende in de muziekwereld , stond op de grootste podia ter wereld maar onderhoudt een sterke band met Tsjechische muziek (en met Martinu zelfs in het bijzonder) en hier vindt men hem terug voor het Tsjechisch Filharmonisch Orkest. De klank van het orkest is herkenbaar anders dan die van een Westers orkest. Dat toont zich in veel gebruik van vibrato, niet alleen bij een mooie soloviool in de zesde symfonie maar ook bij de blazers. Jammer van de fluit, die met nogal wat lucht op haar klank speelt. De zilveren kwaliteit die het orkest in een 'piano' dynamiek kan leggen, aan het eind van het eerste deel van de zesde symfonie bijvoorbeeld is echter maar moeilijk evenaarbaar.
De vijfde symfonie werd live opgenomen het daverende applaus na de laatste noten is meer dan verdiend. Martinus muziek combineert traditie met vernieuwing maar behoudt vaak iets erg onschuldigs: vreugde is pure vreugde, tederheid of verdriet klinken eerlijk, zonder het bittere van Shostakovich of het formele van Milhaud of Honegger, met wie Martinu goede contacten onderhield. Dat is de sterkte van deze muziek die een knappe uitvoering meekrijgt en beslist een groter publiek mag kennen.
Meer over Bohuslav Martinu
Verder bij Kwadratuur
Interessante links