Bohuslav Martinu (1890-1959) schreef talloze concertante werken, voor zulke verschillende instrumenten als viool, altviool, cello, piano, hobo, klavecimbel zelfs of een combinatie van meerdere solisten. Voor cello schreef hij vier concertante werken van daarvan presenteert de Engelse cellist Raphael Wallfisch hier drie – het vierde, de 'sonata da camera' werd achterwege gelaten.
Dirigent van dienst is Jiri Belohlavek, een Tsjech met een stevige internationale reputatie en uiteraard een kenner als geen ander van zijn eigen nationale muzikale erfenis. Het Tsjechisch Filharmonisch orkest dat deze muziek begeleidt heeft een voeling met Martinus muziek die weinig buitenlandse orkesten kunnen evenaren. Luister maar naar de mooie houtblazers, de rustieke koperblazers of die typisch vrolijke figuurtjes in de strijkers in de finales van deze werken om een idee te krijgen van hoe nauw deze muziek aan die van Dvorak of Janacek verwant is.
Jazz was een van de invloeden die Martinu in het Parijs van de jaren '20 en '30 opdeed en van jazzmuziek zijn meerdere sporen terug te vinden in het eerste celloconcerto, van de uitdagende finale tot de treurige trompetsolo in het langzame deel. Cellist Raphael Wallfisch voert dan ook een uitdagende solopartij uit, niet verstokt van enig gevoel voor humor. Het langzame deel krijgt heerlijk lui vorm, waarbij de cello niet prominent op de voorgrond blijft staan maar zich comfortabel in Martinus begeleidende klankpalet nestelt.
Het tweede concerto contrasteert enorm met het eerste. Waar in het eerste westerse muziek, modernisme en jazz primeren, staat in het tweede het muzikale erfgoed van Tsjechië centraal. Zo is het langzame deel een treurige Boheemse zang (met pastorale boventonen, zoals bij zovele van Dvoraks werken), het laatste deel een opzwepende en erg ritmische boerendans en het hele concerto staat vol met het soort van typische Slavische melodieën die Dvorak zeker hadden kunnen bekoren. Vooral het lange, langzame spreekt de luisteraar erg aan, dankzij Wallfisch' wat hese, gevoelige klank en de smaakvolle en sfeervolle begeleiding van het Tsjechisch Filharmonisch Orkest.
Het concerto voor cello, blazers, slagwerk en piano is een werk met het soort van bezetting dat Stravinski ook graag gebruikte. In afwezigheid van strijkers spelen de blazers, vooral dan het koper en slagwerk een aanzienlijk grotere rol en dat vertaalt zich in een modernistisch concerto vol bijtende ritmes, scherpe contrasten en energie. Van de drie werken op de plaat is dit ongetwijfeld het meest 'westerse' werk, het concerto dat het meest naar de (Franse) avant-garde kijkt en het minst over de schouder terug naar Bohemen.
De concerti van Bohuslav Martinu mogen best wat beter gekend zijn en deze mooie uitvoering houdt dan ook een warm pleidooi voor deze aantrekkelijke muziek.
Meer over Bohuslav Martinu
Verder bij Kwadratuur
Interessante links