Halverwege het vorige decennium vierde de zogeheten “post punk revival” hoogtij aan de overzijde van het kanaal. Naar de eighties knipogende gitaargroepjes rezen als paddenstoelen uit de grond. Onder meer Kaiser Chiefs, Franz Ferdinand, Editors en Bloc Party speelden gretig leentjebuur bij de muzikale erfenis die Gang of Four, Joy Division en consoorten achterlieten. Het verenigde Britse muziekjournaille wist niet waar kruipen van plezier.

Enkele jaren later zijn de kaarten grondig door elkaar geschud. Elke nieuwe plaat van Kaiser Chiefs bleef steken in flauwe herhalingsoefeningen, Franz Ferdinand modderde maar wat aan en Editors zocht zijn toevlucht tot  stadionrock. Lange tijd bood Bloc Party licht in de duisternis: na de glasheldere gitaarminiaturen van ‘Silent Alarm’ (2005) volgde de snijdende sociale commentaar van het onstuimige ‘A Weekend in the City’ (2006). Vervolgens experimenteerde ‘Intimacy’ (2008) met elektronica en beats.

Plots werd het echter stil rond Kele Okereke en de zijnen. De frontman liet zijn voorliefde voor dance de vrije loop op soloplaat ‘The Boxer’, terwijl ook de andere bandleden hun eigen weg gingen. Gaandeweg werd de geruchtenmolen gevoed met mysterieuze boodschappen op het internet: bestond Bloc Party eigenlijk nog wel? Het bleek een geniale marketingstunt, die de groep toeliet om in alle stilte aan zijn vierde langspeler te werken.

Op ‘Four’ gaan de frenetieke drumpatronen van de menselijke metronoom Matt Tong opnieuw hand in hand met de pulserende bassen van Gordon Moakes. Russell Lissack drapeert zijn gekristalliseerde gitaarpartijen graag met een laag delay en blijft één van de meest begenadigde gitaristen van zijn generatie. Toch blijkt het openingsduo ‘So He Begins to Lie’ en ‘3x3’ een richtingloos spervuur van riffs waar reliëf en diepgang uitblinken in afwezigheid.

Het daaropvolgende ‘Octopus’ biedt gelukkig beterschap: tegendraadse gitaarriedels stuiteren alle kanten uit, maar worden strak in de hand gehouden door de hoekige ritmesectie. Het zijdezachte ‘Real Talk’ lardeert een zalvende akkoordenprogressie met galmende gitaaraccenten, terwijl Kele zijn ziel binnenstebuiten keert met een smachtend “My mind is open / And my body is yours”.

Dezelfde gloedvolle melancholie schemert door in ‘Day Four’ en ‘Truth’, twee aangename indierocknummertjes die weinig nieuws onder de zon brengen. ‘Kettling’ verzandt helaas in een veredelde jamsessie en wanneer Okereke in het flauwe ‘V.A.L.I.S.’ zingt “You’ve got to show me the way”, krijgt de luisteraar op geen enkel manier het gevoel dat hij het ook daadwerkelijk méént. Het verschroeiende riffmonster ‘We’re Not Good People’ mag de plaat wel op gepaste wijze uitgeleide doen.

‘Four’ gooit de elektronica en de gezonde experimenteerdrift van zijn voorganger overboord om terug te keren naar de roots: twee gitaren, een bas en een drumstel. Het niveau van ‘Silent Alarm’ wordt echter op geen enkel moment geëvenaard. Bloc Party etaleert enkele klasseflitsen, maar speelt te vaak op automatische piloot om zijn status eer aan te doen.

Meer over Bloc Party


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.