Kan het verbazen dat een band waarvan welgeteld een muzikant niet bij Flying Horseman speelt, toch enigszins als die groep klinkt? Een muzikaal probleem hoeft dat niet te zijn en dat laat ‘Songs For Two Sisters’, de tweede plaat van Blackie & The Oohoos overtuigend horen. Met de stemmen van de zusjes Maieu op de voorgrond en wat minder detailwerking in de aankleding van de nummers zet Blackie & The Oohoos nog meer in op een donkere, warme sound, als het huisorkest voor een of ander decadent feestje, georganiseerd door een schimmige slechterik uit een James Bond-film: luxueus, maar zonder dat het daglicht het mag zien.
Overdadig wordt de luxe nooit. De drumpartijen van Alfredo Bravo klinken bescheiden, maar uiterst effectief, de gitaar van Milan Warmoeskerken zorgt hier en daar voor een kleine schittering, maar wordt evengoed ingezet met goed getimede reverb of als voorzichtig gedoseerde noise-generator. De liggende keyboardtapijten zijn nooit zo zompig dat de luisteraar er tot aan de enkels in wegzakt en de speelse klokkenspellen blijven niet meer dan goed geplaatste accenten.
Zo krijgt de muziek in alle duistere glans ook iets pretentieloos: wie iets goed doet, moet het er niet kunstmatig dik op smeren. Bovendien zijn de brede, repetitieve harmonieën en het ruim zittende geluid een ideale voedingsbodem voor de delicate (samen)zang van Loesje en Martha Maieu die vooral in ‘Black Hole’ helemaal opgaan in hun verleidelijke sirenenrol.
Toch nestelt de groep zich niet louter in de pluche. Zonder voor grote breuken te zorgen weten de muzikanten de arrangementen mooi te laten evolueren, waardoor de natuurlijke verleidende kracht die van de muziek uitgaat alleen maar groter wordt. ‘Chelsea Girls’ klinkt als de vermoorde onschuld en ‘Joey’ zou zelfs een aftelrijmpje kunnen zijn, maar het is met Blackie & The Oohoos dan wel erg donker touwtje springen. Soms flirt de groep met de kitsch, zoals in het spookachtige ‘Young Running Wild Ones’ waarin de 80s geest van Kate Bush ronddoolt. Veel vrijer klinkt ‘Sad & Blue’ dat door de drone-achtige begeleiding en het psychedelisch rekken van het ritme in het vaarwater van de jaren ’60 terecht komt.
De plaat verliest er echter haar eenheid niet door, daarvoor is het geluid van de band en dat van de Maieu’s te bepalend. Nu zien of de (ingetogen) intensiteit van de cd ook op het podium uit de verf komt.