De roem van Georges Bizet (1838-1875) rust op opera- en toneelmuziek, met opera's als 'Les Pêcheurs de Perles' en 'Carmen' en de muziek voor het toneelstuk 'L'Arlésienne' maar de vroeg gestorven Fransman schreef ook een aardige bladzijde symfonische muziek bij elkaar. Die bladzijde is niet erg lang en bestaat voornamelijk uit de drie werken die de Estse dirigent Paavo Järvi hier met het Orchestre de Paris dirigeert.
De symfonie in C majeur werd geïnspireerd door de gelijkaardige symfonie in D van Bizets leermeester Gounod en blijft als symfonie een zeldzaamheid binnen het Franse repertoire. De modellen waarop Bizet zich baseert zijn eerder die van Mozart en Haydn dan die van Beethoven. Het resultaat is een frisse symfonie die origineel en elegant genoeg is om niet als epigoon van Mozart of Haydn te klinken.
'Roma', een suite in vier delen voor orkest zou een tweede symfonie moeten zijn geworden maar Bizet bundelde de vier Italiaanse karakterschetsen die het werk vormen uiteindelijk samen in een lossere suite. Het zonnige karakter doet denken aan Bizets muziek voor 'L'Arlésienne' (vooral dan het langzame, derde deel) maar net zo goed aan Berlioz' 'Harold en Italie'. Vooral het wendbare 'Allegro Vivace' dat dienst doet als scherzo is opvallend vindingrijk en virtuoos voor de houtblazers opgebouwd.
Het Orchestre de Paris speelt de symfonie met een tamelijk grote bezetting en af en toe kan men zich niet van de indruk ontdoen dat Bizets symfonie beter met minder strijkers had geklonken. De dikke, glimmerende vibrato-klank van de violen lijkt wat misplaatst in een werk dat zo openlijk teruggrijpt naar de voorbeelden van Haydn. Maar Järvi's muzikanten houden vlotte tempi aan en dat zorgt voor een levendig scherzo, een openingsdeel met vaart en een finale die de speelse, militaire taferelen van de eerste akte van 'Carmen' voorafschaduwt.
Zorg voor detail, een streven naar eenvoud, beknoptheid en verfijning en een schijnbaar onuitputtelijke gave voor het uitvinden van mooie melodietjes zijn kenmerken die net zo sterk tot uiting komen in de 'Jeux d'Enfants'. Het is een suite van twaalf korte karakterstukken die oorspronkelijk voor piano geschreven werden maar waarvan Bizet er later vijf zou orkestreren. Het volgt de traditie van Robert Schumanns 'Kinderszenen' met zijn fantasierijke en ongecompliceerde uitbeelding van een kinderwereld, met een vinnige 'Marche - trompette et tambour' als opening, enkele vertederend lyrische deeltjes in het midden en stevige 'Galop' als afsluiter.
Het zou boeiend zijn om te horen wat een orkest dat authentieke instrumenten bespeelt, - les musiciens du louvre bijvoorbeeld die recent nog Bizets 'L'Arlésienne' opnamen - van deze muziek kan maken. Paavo Järvi's Orchestre de Paris kwijt zich echter ook meer dan behoorlijk van zijn taak om Bizets charmante orkestmuziek uit te voeren. De 'Jeux d'Enfants', 'Roma' en vooral de symfonie zijn stukken die gerust vaker op concertprogramma's terug te vinden zouden mogen zijn.