Hoeveel opera’s zijn er die op één schijfje van 80 minuten passen? Een grote minderheid in ieder geval, maar Béla Bartòks enige opera ‘Bluebeard’s Castle’ is er een van. Net als de kernachtige uitwerking, past het verhaal, over ene Blauwbaard die een jonkvrouw (Judith) meetroont naar zijn sombere kasteel, Bartóks stijl als gegoten. Los van alle ballast laat de componist uiteindelijk in minder dan een uur de zeven deuren van Blauwbaards woonst openen, opdat licht zou schijnen binnen deze droeve plek. Wat zich ontvouwt achter die deuren is echter betoverend en (zonder de plottwist te willen weggeven) op zijn zachtst gezegd interessant. Ook de proloog van het werk is behoorlijk uniek. De toeschouwer wordt letterlijk aangesproken en gevraagd waar de tragedie zich nu eigenlijk afspeelt: vóór of achter de ogen van diegenen die toekijken. Daarmee stelt Bartòk geen buitengewoon intelligente vraag, maar een verrassend begin voor een opera is het zeker.
‘Bluebeard’s Castle’ kan men overigens perfect tot zich nemen zonder beeld erbij. De opera wordt hoe dan ook zelden uitgevoerd (omdat hij te kort uitvalt voor een avondvullend programma) en dus zijn concertante edities zoals deze mooi meegenomen. Eenmaal een topdirigent Valery Gergiev overigens de muzikale eindverantwoordelijkheid draagt, zit het overigens volledig goed. Gergiev leidt het London Symphony Orchestra (dat eerder reeds groten als Sir Collin Davis, Claudio Abbado en André Previn aan het hoofd had) in wat een sublieme uitvoering is, vol prachtig gedeclameerde teksten en een geniale, subtiele bijkleuring, vooral in de houtblazers.
Velen verwonderen zich over het feit dat Bartók een opera geschreven heeft, maar hij kwam ertoe via zijn stokpaardje: de volksmelodie. Naamgenoot en librettist Bálázs had zich immers in het rijmschema laten beïnvloeden door de Hongaarse folklore en Bartók, die nog met een been bij de romantiek van Strauss zat, maar tegelijk al zocht naar zijn eigen stem via Hongaarse elementen, was meteen verkocht. Het verhaal laat bovendien perfect toe dat de componist speelt met clusters en kleuren. Telkens een nieuwe deur opengaat komen er nieuwe dingen tevoorschijn en flakkeren andere emoties op, waar Bartók compositorisch geestdriftig op in speelt. Qua harmonie zocht hij naar een bijpassende, wringende vorm om de toenemende kilte kracht bij te zetten, en die zoektocht is werkelijk ongeëvenaard qua intensiteit.
Gergiev strikt overigens twee uitstekende solisten voor deze uitvoering. Elena Zhidkova is niet de meest klinkende naam, maar ze zet haar fragiele Judith met verve neer. De Jamaicaan Sir Williard White (hoewel “black” beter had gepast) is een intrigerende en ambigue Blauwbaard, een tweede element dat de spanning er volledig in houdt. Tel daar de prachtige partituur en de geniale leiding van Gergiev bij op, en men heeft een magistrale opname in handen. Schitterend!
Meer over Béla Bartók
Verder bij Kwadratuur
Interessante links