De meest gekende deuntjes die Johann Sebastian Bach componeerde komen haast allemaal uit zijn vier orkestsuites of 'ouvertures': de ‘aria’ in G, de ‘Badinerie’ waarmee de tweede suite afsluit... Dat hoeft niet te verwonderen want suites in Franse stijl zoals Bach en talloze anderen ze schreven, waren bedoeld als populaire (dans)muziek.
Over de datum van compositie van Bachs vier suites bestaat nogal wat twijfel. Bach schreef ze waarschijnlijk vroeg in zijn carrière maar de enige handgeschreven partituren die van de vier werken bestaan, zijn orkestpartijen die Bach voor latere uitvoeringen in Leipzig klaarstoomde. Voor zulke concerten gebruikte Bachs echter vaak oudere muziek en paste hij bij gelegenheid ook meteen de orkestratie aan. Het lijkt waarschijnlijk dat de suites oorspronkelijk alleen voor strijkers gecomponeerd waren. De trompetten in de derde en vierde suite, de traverso die zo een belangrijke solorol speelt in de tweede of de hobo’s uit de eerste suite werden dus op een later moment aan de muziek toegevoegd. Op die manier bieden Bachs orkestsuites musicologen en luisteraars een blik in Bachs eigen compositieproces, en in de manier waarop Bach zijn eerder gecomponeerde muziek aan wisselende omstandigheden paste.
Een nieuwe opname met de Akademie für Alte Musik Berlin kan niet echt verrassen: die is gewoon goed. Zo is het ook met deze orkestsuites. Bachs muziek klinkt transparant en verfijnd. Het vuur waarmee de Brandenburgse concerten (Harmonia Mundi HMG 501634.35) ingespeeld werden, is hier wat getemperd maar in de plaats komt een Franse verfijning die het karakter van elke typerende hofdans naar voren haalt: de gavottes met hun pompeuze ernst, de gigues levendig maar niet té levendig, de ‘Polonaise’ uit de tweede suite met een houterig Pools boerenkarakter. Op al te veel theatraliteit mikt de Akademie für Alte Musik Berlin ook weer niet: muziek in Franse stijl als deze blijft in essentie dat hoofse en ietwat artificiële behouden.
Knappe momenten staan er dus genoeg op deze cd en er hoeven er maar een paar uitgelicht te worden: de levendige dansbeweging in het openingsdeel van de vierde suite, met zijn triomfantelijke trompetten werkt bijzonder goed, net als de vlotte bourrées uit de eerste, derde en vierde suite die precies met genoeg joligheid gespeeld wordt. De bekende ‘Air’ uit de derde suite spelen de Berlijnse muzikanten kalm maar niet te langzaam, zodat wat een van Bachs meest beroemde melodieën is, niet plots meer waarde krijgt dan de er rond liggende dansbewegingen. ‘La Rejouissance’, waarmee de vierde suite eindigt, klinkt als een explosie van energie en enthousiasme. De ‘ouverture’ van de tweede suite toont een tot in de perfectie gesmeerd samenspel tussen traverso en strijkers... Alles bij elkaar resulteert dat in een opname van Bachs vier suites die het hoge niveau van vorige Bach-opnames met dit prachtige barokorkest evenaren. En meer hoeft dat niet te zijn!