Het is niet moeilijk om de zes motetten BWV225-230 van Johann Sebastian Bach op cd terug te vinden. Deze prachtige koorwerken werden nog recentelijk onder meer door Masaaki Suzuki en het Bach Collegium Japan (BIS-SACD-1841), Peter Kooij (Rameé 0609) of door het Vlaams Radio Koor (Glossa 922205) op cd gezet. Philippe Herreweghe kwam met zijn Collegium Vocale Gent al bijna dertig jaar geleden met een opname van de motetten aanzetten. Dat was in een tijd toen het nog baanbrekend was om deze werken met een klein maar professioneel koor op te nemen (in plaats van met een gigantische amateurvereniging) en om er een instrumentale begeleiding bij te voegen. Deze nieuwe opname bouwt verder op wat men de laatste dertig jaar aan uitvoeringspraktijk en interpretatie bijgeleerd heeft.
De superioriteit van Herreweghes Collegium Vocale wordt al snel duidelijk: vanaf de eerste maten van het eerste motet ‘Singet dem Herrn ein neues Lied’ zit men geboeid te luisteren en die fascinatie eindigt pas aan het eind van de cd als het laatste motet geklonken heeft. Het is prachtig om te horen hoe ongedwongen en natuurlijk Bachs muziek mag klinken, met fraseringen die ongekunsteld het spreekritme van de tekst overnemen en fuga’s en andere meerstemmige hoogstandjes die zo transparant blijven dat ze moeiteloos te volgen zijn.
Het is niet enkel de muziek op zich die deze opname haar kracht verleent maar de manier waarop korte fragmenten uit de tekst het karakter van elk motet haarscherp bepalen. ‘Singet dem Herrn ein neues Lied’ klinkt zo ongegeneerd vrolijk dat het moeilijk is om stil te blijven zitten. ‘Komm, Jesu, komm’ lijkt de luisteraar vriendelijk maar net een beetje smekend aan te sporen zich aan Christus over te geven. De leegheid die men kan voelen in de vorm van een veelzeggende pauze na ‘nichts’ in de frase ‘Es ist nun nichts Verdammliches’ uit ‘Jesu meine Freude’ is bijna tastbaar.
De vocale solisten zijn dezelfde zangers waarmee Herreweghe en het Collegium Vocale eerder al gevierde opnames van Bachs cantates maakten. Het hoeft dus niet te verbazen dat de solopassages in motetten als ‘Jesu meine Freude’ met dezelfde allure en technisch even volleerd gezongen worden als een soloaria uit een van Herreweghes cantate-uitvoeringen.
Zoals dat in Bachs tijd de gewoonte was, worden de koorpartijen gedubbeld door instrumenten. Het Collegium Vocale krijgt dus niet enkel begeleiding van basso continuo-instrumenten maar ook steeds van een klein ensemble van blazers of strijkers. Zo begeleiden hobo, oboe da caccia’s, fagot en strijkers de motetten ‘Singet dem Herrn ein neues Lied’ en ‘Der Geist hilft unser Schwachheit auf’ terwijl strijkers het motet ‘Lobet den Herrn, alle Heiden’ begeleiden en ‘Fürchte dich nicht, ich bin bei dir’ een meer archaïsch klinkende ondersteuning van cornetto en trombones meekrijgt.
Dezelfde variatie is terug te vinden in de vocale bezetting, waarbij een motet als – het mogelijk apocriefe – ‘Lobet den Herrn’ met maar een zanger per stem gezongen wordt, terwijl ‘Singet dem Herrn’ gebruik maakt van twee koren van twaalf zangers elk. Het zorgt voor een klankbeeld en een textuur die van motet tot motet verschillen en de tekstinhoud krachtig en overtuigend onderstrepen. Herreweghe spreekt in er een kort voorwoord in het cdboekje over dat hij Bachs motetten wil uitvoeren alsof een ‘geïnspireerde predikant’ een congregatie toespreekt. Die opzet mag men gerust geslaagd noemen want weinig uitvoeringen van Bachs muziek – motetten, cantates of passies – bereiken zo een natuurlijkheid en zo een kwalitatief hoogstaande en continu boeiende fusie tussen boodschap en muziek.