Het Duitse platenlabel Carus is bezig met de muziek van Wilhelm Friedemann Bach (1710-1784) op plaat te zetten en dat is een lovenswaardige activiteit want de muziek van Johann Sebastian Bachs oudste zoon is lange tijd verwaarloosd geweest. Vele van de werken die op deze cd (met als titel: ‘Kantaten I’, Carus 83.362) en de volgende (Kantates II, carus 83.429) staan, zijn dan ook wereldpremièreopnames, vaak van werken die sinds de achttiende eeuw nauwelijks nog gehoord werden.
De functie van organist die Wilhelm Friedemann Bach uitvoerde aan de Liebfraukirche in Halle van 1751 tot 1762 was niet zoveel verschillend van die die vader Bach had uitgeoefend in Leipzig en bijgevolg zijn de cantates die Wilhelm Friedemann tijdens zijn (ongelukkige) verblijf in de Magdeburgse stad schreef, inhoudelijk en stilistisch heel gelijkaardig aan de werken die Johann Sebastian Bach in Leipzig componeerde. Van de rococostijl die Wilhelm Friedemann in zijn seculiere werken, zoals triosonates en symfonieën gebruikte, is hier nog weinig te merken: traditioneel kerkelijk contrapunt domineert de koren en de soloaria’s zijn stevig in de barokke modellen verankerd.
Het barokorkest L’arpa Festante onder leiding van Ralf Otto sloeg de handen samen met het Bachchor Mainz voor deze eerste cd met cantates, waarvan er drie nog nooit eerder op cd gezet zijn. In tegenstelling tot de tweede cd, waar de solisten uit het koor komen, werd hier met enkele grotere namen uit de barokwereld gewerkt. Sopraan Dorothee Mields, met haar fijne, slanke stemkleur of bas Klaus Mertens, die een afgewerkte, soepele lezing van de basaria’s verzorgt, mogen geen onbekenden zijn voor wie de barokwereld een beetje kent.
Stilistisch gezien sluit Wilhelm Friedemanns muziek nauw aan bij die van Johann Sebastian. Deze muziek wordt dan ook gekenmerkt door een kundig in elkaar gestoken polyfonie, een vlotte, vaak virtuoze schrijfstijl voor verschillende instrumenten en een fijngevoelige harmonisering van de koralen waarmee elke cantate besluit.
Wilhelm Friedemann Bach staat bekend om zijn muziek voor traverso en deze cantates bevatten dan ook weer voorbeelden van mooie soloaria’s waarin twee traverso’s als obligate instrumenten onontbeerlijk zijn. Bovendien bevatten cantates als ‘O Wunder, wer kann dieses Fassen’, Fk 92 en ‘Gott fähret auf mit jauchzen’ Fk 75 behoorlijk pittige partijen voor koperblazers - hoorns in het ene en trompetten en pauken in het andere geval - die qua virtuositeit de muziek van vader Bach kunnen evenaren.
In vergelijking met het tweede volume, stelt deze cd net iets betere solisten voor maar daaruit hoeft men niet te besluiten dat de zangers op de andere cd teleur stellen, enkel dat iemand als Klaus Mertens of tenor Georg Poplutz hier net dat beetje glans extra aan hun aria's en recitatieven kunnen toevoegen. Verder zijn de prestaties van de het Bachchor Mainz en het barokorkest L’arpa festante uitermate verzorgd, stijlbewust en muzikaal. De boeiende en gevarieerde muziek van Wilhelm Friedemann Bach verdient zeker een herwaardering en die krijgt het op een prima manier met de twee platen die Carus nu uitbracht.