Met de Bach-cantate opnames die Masaaki Suzuki met het Bach Collegium Japan maakt, gaat hij chronologisch te werk en zo is dit 46ste volume aangekomen bij vier cantates (BWV 102, 45, 17 en 19) die in de nazomer van 1726 gecomponeerd werden. In dat jaar nam Bachs werkdruk wat af (hij schreef niet meer wekelijks nieuwe cantates maar herbruikte ouder werk of cantates van collega's uit Dresden of Praag) en als gevolg kon hij meer tijd en werk steken in de cantates die hij wel schreef. Magistrale openingskoren zijn het resultaat, zoals op deze cd het klagende eerste deel van cantate 102 ("Herr, deine Augen sehen nach dem Glauben") of het jubelende 'Es erhub sich ein Streit' (BWV 19) bewijzen.
Wie Suzuki’s cd-reeks wat volgt, is bekend met de vier solisten die hier weerom gevraagd werden en weet wat te verwachten: een briljant klinkende hoogte van sopraan Hana Blažikowá bijvoorbeeld of een strak gecontroleerde maar uitdrukkingsvolle altpartij door altus Robin Blaze. Peter Kooij zingt de baslijn weer met waardigheid en brengt een klare dictie en sonore laagte mee naar zijn interpretatie.
Van de aria 'Erschrecke doch' uit cantate 102 (een mooi zelfzekere prestatie van tenor Gerd Türk overigens) werden twee versies opgenomen, eentje in haar oorspronkelijke bezetting met traverso erbij en eentje in een latere aanpassing voor piccoloviool. Dat is een viool waarvan de snaren een kleine terts hoger gestemd staan, wat de grillige aria een gespannen karakter geeft. De traversoversie bewandelt een zachter, kalmer pad maar Gerd Türk zingt tweemaal een nagenoeg identieke solopartij en past zijn interpretatie dus niet aan aan het zachtere timbre van de traverso.
Instrumentaal zit deze opname precies goed met mooie hobosoli in cantate 102 en precies werk in de strijkers in cantate 17 (en algemener ook op de rest van de cd natuurlijk!). Cantate 19 is een van de cantates voor het feest van aartsengel Michael, die traditioneel wordt afgebeeld terwijl hij een draak verslaat. Dat beeld is bij Bach steeds een recept is voor feestelijke of militaire muziek. Suzuki kiest voluit voor dat laatste, met een openingskoor en slotkoraal in cantate 19 die vol opwinding en gevaar zitten en trompetten en - erg opvallende - pauken die trots op de voorgrond staan.
Exuberant worden Suzuki's opnames nooit: hij houdt Bachs muziek stevig in de hand maar ook dat is niets nieuws voor wie vorige opnames gehoord heeft. Die controle manifesteert zich in een koor dat Bachs polyfonie minder opzwepend zingt dan bijvoorbeeld Gardiners Monteverdi Choir dat doet maar haar wel transparant en ritmisch haarscherp uitvoert. En Suzuki toont zoals steeds wel een capabel uitgevoerde, expressieve en stilistisch pure Bach.