Dit plaatje is ondertussen al het elfde volume in een reeks met opnames van cantates van Johann Sebastian Bach die La Petite Bande onder leiding van Sigiswald Kuijken aan het maken is. Bedoeling is om een volledig liturgisch jaar van cantates te voorzien en deze cd bevat dus drie cantates, voor de eerste (BWV 67), tweede (BWV 85) en derde zondag (BWV 12) na Pasen.
De cd opent met het indrukwekkende openingskoor van cantate 67 op de woorden ‘Hält in Gedächtnis Jesum Christ’. Wie echter hoort hoe opwindend het Monteverdi Choir van John Eliot Gardiner deze cantate doet klinken, kan niet anders dan wat teleurgesteld zijn bij de brave, langzamere uitvoering van La Petite Bande. Het solistisch kwartet probeert zelfs een element van lyriek in deze muziek te houden, iets wat niet zo goed past op de anders zo energieke, opgewonden begeleiding.
Cantate 67 bevat verder ook een van de meest opmerkelijke aria’s uit Bachs cantate-oeuvre, namelijk de aria ‘Friede sei mit euch’ voor bas en koor. Het toont een volbloed Italiaanse Bach, die levendige en uiterst virtuoze vioolpassages schrijft die geënt zijn op de Venetiaanse concerti van Vivaldi maar die op theatrale manier afgewisseld worden met de kalme woorden van de bassolo, die het razende orkest tot rust brengt. Bij La Petite Bande klinkt ook deze aria echter alsof ze op halve kracht gespeeld wordt en dat is jammer want het is misschien de meest nauwkeurige benadering van hoe Bach geklonken zou hebben, moest hij ooit Italiaanse opera’s gecomponeerd hebben. Dan doet het gekende openingskoor van cantate 12, ‘Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen’ het beter want deze muziek boven een continu herhaalde, klagende baslijn is beter gediend met een bezadigde maar expressieve uitvoering zoals La Petite Bande zo presenteert.
Ook weer teleurstellend zijn de koperblazers in cantate 67 en 12. De ‘corno da tirarsi’ of ‘schuifhoorn’ is een rariteit die verder slechts in twee andere cantates van Bach voorkomt. Dat verklaart misschien waarom het instrument wat intonatie betreft soms net niet daar zit waar het zou moeten. Maar als de ‘corno da tirarsi’ een zeldzaamheid is, dan is een ‘tromba da tirarsi’ die de koraalmelodie in de twee laatste delen van cantate 12 meespeelt meer courant. En zelfs daar hoort men niet de trefzekere, egale uitvoering die dit instrument – een baroktrompet met een uitschuifbare extensie om intonatie net gemakkelijker en juister te houden – mogelijk zou moeten maken.
De hobosoli komen stukken beter over. Deze cd bevat dan ook enkele knappe momenten voor het instrument, van de hobostem die rond bas Jan van der Crabben zweeft in de aria ‘Ich bin ein Guter Hirt’ uit de gelijknamige cantate tot de concertante hobo in de ‘sinfonia’ waarmee cantate 12 opent. Een van de knapste passages uit de cd is het kwartet dat gevormd wordt door twee hobo’s, sopraan Gerline Sämann en de bas in het koraal ‘Der Herr ist mein Getreuer Hirt’, een deeltje dat zeker gediend is bij het solistisch uitvoeren van de sopraanstem.
De solisten zijn gekend uit vorige uitgaven en zingen zonder meer muzikaal, stijlvol en verstaanbaar. Petra Noskaiova is een waardige mezzo met een rijk hoog register en een welluidende maar slanke laagte. Ze zingt een prachtige aria ‘Kreuz und Krone sind verbunden’, ook weer met obligate hobo erbij. Jan van der Crabben zet bijzonder mooie lezingen neer van de openingsaria uit cantate 85 of het ‘Ich folge Christo nach’ uit cantate 12.
La Petite Bande leverde al tien eerdere volumes in haar Bach-cantate reeks af en die reeks bevat pareltjes van opnames. Dit volume lost haar verwachtingen niet echt in: van de bekende cantate 12 bestaan zoveel capabele opnames dat de huidige versie, hoe verzorgd die ook is ingespeeld er niet echt uitspringt. En cantate 85 en vooral cantate 67 verbleken bij de energieke, vlotte uitvoeringen die John Eliot Gardiner recent uitgaf.
Meer over Johann Sebastian Bach
Verder bij Kwadratuur
Interessante links