Voor in de geschiedenisboeken is het verhaal van oorzaak en gevolg perfect geschikt: Dvořáks dochter Josefa stierf op 21 september 1875, dus schreef de componist een ‘Stabat Mater’ om zijn droefenis van zich af te werpen. Hoe vaak blijken handelingen in de werkelijkheid echter meer dan één beweegreden te hebben? Dvořák zou zijn hele leven als vader kinderen blijven verliezen: hij leerde al vroeg wat lijden was en werd er regelmatig aan herinnerd. Daarnaast werkte de man in de episode waarin zijn ‘Stabat Mater’ tot stand kwam in een clericale setting, waarbij hij geregeld in contact kwam met religieuze composities. Nochtans vond de uitgever het onverstandig om met een Latijnse tekst aan de slag te gaan, omdat, zo meende die, een groot deel van de Europese afzetmarkt op die manier verloren ging. Engeland behoorde, volgens Simrock, tot die landen, maar verrassend genoeg werd het werk precies daar op menig staande ovatie onthaald. De componist mocht er zelfs zelf heen om het stuk in eigen persoon te dirigeren: de bijval hield niet op en uiteindelijk zou hij dit opus 58 meer dan gelijk welk ander werk zelf leiden tijdens zijn leven. Merkwaardig is dat de partituur tegenwoordig wat is ondergesneeuwd geraakt: in de concertzalen wordt ze nog maar zelden opgerakeld en cd-opnames zijn geen grote zeldzaamheid, maar heel wat dirigenten hebben nooit de moeite genomen het werk van naderbij te bestuderen. Hoe onterecht!
Natuurlijk kan niet iedereen aan de slag met een geworteld-religieus werk als dit. Wie die context niet goed aanvoelt, kan onmogelijk het spanningsveld creëren waarbinnen solisten, orkest en koor nader tot elkaar kunnen komen. Met Philippe Herreweghe, puur uiterlijk alleen al de stoïcijnse verpersoonlijking van het begrip ‘kerkelijke rust’, stelt zich dat probleem helemaal niet. Toen de dirigent ondertussen meer dan veertig jaar terug begon met vergeten barokmuziek opnieuw op de kaart te zetten, kreeg het chirstelijke motief meteen een belangrijk gewicht. Op heden staat een Bach-concert onder Herreweghe garant voor een reeds maanden op voorhand uitverkochte zaal en, op de avond zelf, een rij wachtenden aan de ticketbalie: kortom is de dirigent meer dan ooit tevoren een begrip voor wat die specifieke uitvoeringspraktijk betreft. Interessant is nu dat de man zijn ervaringen met dergelijke cantates ook meeneemt naar later geschreven repertoire: hij benadert ook partituren die honderd jaar later tot stand gekomen zijn vanuit dezelfde ideeën over de hartslag van de partituur of de balans tussen instrumenten en stemmen. In Dvořáks ‘Stabat Mater’ leidt dat tot een interpretatie die met de oorspronkelijkheid van de partituur een grote voeling bewaart: het leven zelf perste de componist op het podium bij elkaar in de gedaante van een behoorlijk groot koor en dito orkest, en geen kunstzinnige exploitatie daarvan.
Het zijn bijna volkse motiefjes, die eigenlijk non-stop als een rode draad doorheen Dvořáks oeuvre zijn blijven lopen, die dit uitzonderlijke werk zo dicht bij het leven van alledag plaatsen. Daar zet de componist, in hoog-romantische traditie, meer monumentale emotionele erupties tegenover, telkens als het ware gecounterd door een zachtere beweging. Zoals in het openingsdeel al een strijkersectie uit het koorbaken opstijgt en de verdere ademtocht van het leven lijkt nadat deze net is gestopt, zo hanteert Herreweghe ook de niets minder dan delicieuze stemmen van het Collegium Vocale: een inzet of een fermate zijn geen binaire verschijnselen wanneer deze man de scepter zwaait, wel worden begin en einde omfloerste concepten die aan betekenis verliezen in een spel waarin stemmen voortdurend andere lijken te lanceren, subtiel uit de vorige geboren wordend. Alleen de korte pauze tussen de tien afgebakende delen zijn een rustpunt: daartussen geeft Herreweghe elke noot een essentiële-existentiële plaats in het geheel. Bovendien heeft Herreweghe recent van opnamekwaliteit een van zijn prioriteiten gemaakt. Hoewel in deSingel, waar deze cd werd opgenomen, live soms niet alle partijen voldoende hoorbaar zijn, zit de mix hier perfect. De stemmen zijn helemaal niet naar voor gemixt, waardoor ze in het koor wegglijden als in een gedienstige fauteuil. Bovendien zoeken de uitvoerders, ook die van een opzienbarend goed spelende deFilharmonie, voortdurend contact met elkaar, in alle richtingen. Het ‘Stabat Mater’ wordt er een ware puzzel vol schoonheid door: een die een mens keer op keer diep weet te raken, althans in deze uitvoering, waarbinnen bombast noch verslappende concentratie een kans krijgen.