Mahlers derde symfonie geldt als een van zijn meest ambitieuze. Het moest een lofzang worden aan het adres van de natuur en daarom liet Mahler niet de kleinste middelen aanrukken. De derde zou de lengte van Mahlers eerdere werken overtreffen en ook instrumentalisten en zangers waren er meer nodig dan Mahler ooit tevoren bij elkaar had gebracht. Als uitgangspunt gebruikte de componist het gedicht 'Genesis' van Siegfried Lipiner, maar ook een tekst van Nietschze zou Mahler integreren. Die vormt de basis voor het vierde van zes delen, waarin het bekende credo van de filosoof, met name het 'O Mensch! Gib Acht!', zijn weerklank vindt.
Mahler baseerde zich voor dit moment in zijn symfonie op Nietschze's 'Zarathustra's Mitternachtslied', waarbij mezzo-sopraan Bernarda Fink haar hoogtepunt binnen dit werk beleeft. Sommigen vinden Finks uitgesproken vibrato misschien iets te uitgesproken voor deze tedere reflectie, maar de manier waarop haar stem zich verweeft met de schitterende orkestklank en dito solisten, is van een universele diepgang en schoonheid. Vanaf de zwaarmoedige contrabas-inleiding bereikt Jansons reeds een enorme spanning, die hij ook in de andere delen van deze fenomenale opname weet te bereiken. De echo's in de kopers, tussen Finks kreten, zijn niet minder dan prachtig. De hobosolo en de zuchten in de strijkers zijn van een uitgepuurde kracht en orkest, dirigent en mezzo behouden de tragische stemming zonder de minste moeite. Deze 'O Mensch! Gib Acht!' werd allicht nooit geëvenaard op cd.