Philippe Herreweghe lag aan de basis van de oude-muziek beweging, die muziek van onder meer Bach op een historisch onderbouwde manier ging uitvoeren. Dan ging het niet slechts over Bachs cantates en passies maar ook over de zes motetten BWV225-230 die Bach tussen 1723 en 1727 op psalmteksten componeerde. De motetten van Bach zijn bovendien een van de weinige composities van de meester die niet in vergetelheid gevallen zijn na Bachs dood in 1750. Zo bleef het koor van de Thomaskirche in Leipzig ze zingen en op die manier zou Mozart, die op doorreis Leipzig aandeed, met Bachs muziek vertrouwd zijn geraakt.
De uitvoeringstraditie van Bachs motetten is echter grondig veranderd in de pakweg tweehonderd jaar sinds zijn dood. Omdat amateur zangverenigingen de norm waren in het negentiende-eeuwse Duitsland en omdat Bach sinds hij in negentiende eeuw herontdekt werd, tot het standaardrepertoire van elk koor ging behoren, werd zijn muziek dan ook met massief grote bezettingen gezongen. Zulke grote bezettingen maakten het moeilijk om de tekst nog te verstaan en vereisten een trager tempo, alleen al om iedereen bij elkaar te houden.
Met die praktijk werd vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw gebroken. Bach werd voor het eerst sinds lange tijd met kleine groepen professionele zangers uitgevoerd (Herreweghe gebruikt hier maximaal vierentwintig zangers maar vaak veel minder dan dat), wat wonderen deed voor de verstaanbaarheid en de vlotheid van deze muziek. Hoewel er geen instrumenten gespecificeerd staan in Bachs partituur, moet het in de achttiende eeuw zeker de gewoonte zijn geweest om de verschillende koorpartijen te dubbelen door een klein instrumentaal ensemble, een praktijk die teruggrijpt naar muziek uit de zeventiende eeuw of naar nog oudere muziek. Die praktijk volgt het Collegium Vocale hier ook, en verschillende motetten krijgen een begeleiding van strijkers, hobo’s of trombones mee.
‘Singet den Herrn ein Neues Lied’ wordt op die manier begeleid door een kwartet van hobo, twee oboe da caccia’s en fagot en een kwartet van vier strijkers. Het motet, dat ruwweg in drie delen op te splitsen valt, gebruik teksten uit psalm 149 en 150 en een protestantse hymne van de Lutherse predikant Johann Gramann. De vreugdevolle openingstekst vindt zijn weerklank in de muziek, die in deze uitvoering een zeldzame exuberantie kent. De centrale sopraanaria-met-koor zou evengoed uit een cantate of passie kunnen komen terwijl in de laatste sectie Bachs complexe meerstemmigheid volledig natuurlijk overkomt. Deze audio presenteert enkel de eerste sectie, maar die eerste sectie illustreert perfect hoe heuglijk en energiek de zangers en instrumentalisten van het Collegium Vocale Gent deze heerlijke muziek kunnen brengen.