Voor de laatste tournee in het kader van de JazzLab Series van 2011 trekken twee erg verschillende combinaties samen door het land. Met het duo van Ben Sluijs en Erik Vermeulen enerzijds en het LABtrio anderzijds, worden ook twee generaties muzikanten naast elkaar gezet.
Twee generaties is in dit geval geen louter muzikale omschrijving. Sluijs en zeker Vermeulen hadden de vaders kunnen zijn van de jonge snaken van het LABtrio. Ook vaders zijn jong geweest en wie de muzikale evolutie van de in 1967 geboren Ben Sluijs overschouwt, ontsnapt niet aan de indruk dat de eens zo goed getrainde, maar ook wat volgzame saxofonist uitgegroeid is tot iemand die graag de platgetreden paden verlaat.
Zelf onderkent Sluijs deze evolutie als een heel natuurlijk proces. “Deze muziek is moeilijk, vraagt veel studie. De eerste jaren ben je dan ook bezig om de verschillende aspecten ervan wat te leren beheersen door de meesters te bestuderen. Ik had sterk het gevoel dat ik eerst een aantal zaken echt onder de knie moest hebben voor ik naar buiten wilde komen.”
Een beginpunt was er voor Sluijs wel met Johnny Hodges en Lester Young. Later kwamen Charlie Parker en de bebopbeweging zijn muzikale spectrum binnen en pas daarna verschenen John Coltrane, Ornette Coleman en hedendaagse muzikanten als John Scofield, Joe Lovano en Branford Marsalis. “Die modernere manier van spelen is er dus zachtjes in geslopen, aanvankelijk zonder dat ik er erg in had. Op een gegeven moment begon ik tot mijn verbazing vast te stellen dat sommige traditionelere clubs de boot begonnen af te houden. Nu zie ik dat allemaal veel duidelijker. Op dit punt in mijn leven komen trouwens al die verschillende periodes meer samen en put ik uit al die ervaringen, niet in het minst de vroegere, in diverse bezettingen en stijlen.”
Opvallend aan het spel van Sluijs is dat hij het doorbreken van de muzikale grenzen niet realiseert met bruut geweld. Schijnbaar onschuldig en met een opvallend raffinement doorprikt hij courante gewoontes en geplogenheden: met een klassieke toon en een grote aandacht voor melodie, harmonie en ritme. Toch blijft de klank op zich voor hem een essentieel gegeven. “Als de klank niet goed zit komt het niet over, ongeacht de controle over andere parameters. In de klank zit het echt onverklaarbare en het bepaalt in sterke mate je melodisch en ritmisch concept. Je kan moeilijk de vinnige lijnen vol chromatiek en glissando's van pakweg Cannoball Adderley vertolken met een wat stuggere en zachtere klank van bijvoorbeeld Paul Desmond. Keuzes dringen zich op, maar toch zoek ik zelf naar een klank die zo rijk mogelijk is, die zo min mogelijk kiest maar vele kleuren tegelijk kan omvatten: geen scherpe, noch doffe klank die misschien wat trager en warm is, maar ook eventueel vinnig kan uithalen. Veel grote spelers, ook pianisten, herken je trouwens meteen aan hun geluid. Ik hou dus van uitgewerkte klankconcepten of het nu een snijdende Garbarek of een vette Ben Webster is, Dolphy of Konitz... I love them.”
“Ik heb daar zelf slechts de laatste jaren echt een stem in gevonden, na rusteloze zoektochten, maar de klankrichting waar ik nu al een aantal jaren in zit, voelt heel natuurlijk aan. Ik kan er nu ook eindelijk zelf van genieten. Verder heb ik, vanuit mijn klassieke achtergrond, Europese afkomst en zeker ook vanuit de lessen met John Ruocco steeds veel interesse gehad voor uitgewerkte harmonieën. Ik tracht zelf misschien eerder al die parameters in balans te brengen zonder één specifieke ervan uit te vergroten. Charlie Parker was daarin een grote meester en voorbeeld.”
Een klassieke achtergrond deelt Sluijs met de pianist Erik Vermeulen (die zijn muzikale loopbaan als cellist begon) met wie hij nu al ruim anderhalf decennium samenspeelt in diverse formules. Aanvankelijk formeerde Sluijs een kwartet met Vermeulen, drummer Eric Thielemans en bassist Piet Verbist waarmee hij in 1997 het album ‘Food For Free’ opname.
In 2001 verscheen ‘Stones’ een eerste duo-cd van Sluijs en Vermeulen. Opvallend hierbij was meteen de beheersing waarmee de twee spelen, haast met een klassieke precisie. De link met de klassieke muziek is vooral hoorbaar op een track als ‘Minor Problems’: een echt overblijfsel van de klassieke achtergrond van beide muzikanten? “Die speelt ongetwijfeld mee. ‘Minor Problems’ heb ik geschreven nadat ik Erik kwintverbindingen geïnspireerd op Orlando Lassus hoorde studeren.”
Nog opmerkelijker is dat diezelfde esthetisch gave benadering ook te horen is bij de zuiver geïmproviseerde opnames van het tweetal, alsof ze op voorhand afspraken gemaakt hebben. Volgens Sluijs is hier echter niets van aan. “Eigenlijk bespreken we vooraf nooit iets bij die vrije improvisaties. Natuurlijk houden we alleen wat we bruikbaar vinden en soms zitten er soms serieuze clashen in, maar tegelijk heeft Erik zo'n sterk gehoor dat hij alles ook meteen harmonisch kan opvangen.”
Na ‘Stones’ waren Sluijs en Vermeulen nog samen te horen op ‘Flying Circles’ (2002) met het kwartet van Sluijs en het indrukwekkende ‘Harmonic Integration’ uit 2008, opgenomen met het kwintet The Unplayables. Op een nieuwe duoplaat was het echter wachten tot in 2010. ‘Parity’ werd lovend onthaald en kreeg zelfs de aanduiding ‘Choc’ in het Franse Jazz Magazine.
Tien jaar is een kleine eeuwigheid in de muziekbusiness, maar zo heeft Sluijs het niet ervaren. “Toen we allebei voelden dat we het materiaal eens moesten uitzoeken en vastleggen begonnen we eraan. Ik sta er zelf van te kijken dat het alweer 10 jaar geleden was. In de tussentijd hebben we immers nog samengespeeld en opgenomen. Nu zijn we de komende tournee wel van plan om live op te nemen en als we tevreden zijn van het materiaal kan er een cd van komen. Anders zien we wel weer verder.”
Gyselinck is met zijn 24 de oudste en meteen ook de bekendste van het drietal. Als leerling van Stéphane Galland mag het niet verbazen dat hij een paar actieve polsen bezit, die echter ook meer kunnen dan energiek uithalen. Dit stelt hem in staat in verschillende settings te werken, wat maakt dat hij naar eigen zeggen in meer dan 15 bands actief is. Het LABtrio is een van de groepen en bovendien een die verschillende richtingen uitgaat: moderne jazz, swingend, minimalistisch of (wanneer de Looze de elektronische keyboards bovenhaalt) funky. Hier en daar is zelfs de hiphopfascinatie van Gyselinck te horen. De “populaire” referenties worden echter nooit op een goedkope manier geïnjecteerd: de muzikale ambitie van het drietal gaat veel verder dan dat.
Op het eerste zicht lijken het LABtrio en het duo van Sluijs en Vermeulen twee groepen die ver uit elkaar liggen. Sluijs ziet dat echter anders. “Als je dat zegt op basis van onze cd's (van Sluijs en Vermeulen, KVM) dan is dat misschien zo, maar live zouden we wel eens dichter bij elkaar kunnen liggen dan men vermoedt. Een beetje contrast hoeft alleszins geen probleem te zijn, integendeel. Bovendien vind ik dat LABtrio echt wel fantastisch. Ik hoorde ze al verschillende malen op de radio: wat een bagage voor zo een jonge groep! Ik kijk ernaar uit hen live aan het werk te zien.”